.

Vernieuwingen in liturgie, moraal en organisatie

Vernieuwingen in liturgie, moraal en organisatie

 

Bp06/ 2021 Nootdorp, Bergschenhoek en Bleiswijk

 

PREEK  Dierbare gelovigen,

 

‘t Is wel even wennen als je buitenlands bezoek hebt en je moet opeens de hele dag engels spreken.

‘t Is wel even wennen als je altijd met nederlanders geleefd hebt en je krijgt opeens buitenlandse buren.

‘t Is wel even wennen als je opeens een bril moet gaan dragen.

’t Is wel even wennen als je elke week naar de kerk ging en je moet de kerkdienst opeens via TV of internet gaan volgen.

’t Is wel even wennen als je elkaar geen hand meer mag geven en 1,5 meter afstand moet houden.

’t Is wel even wennen als niet alles meer in eigen kerk plaatsvindt en je voor een viering naar een buurkerk moet, zoals Nootdorpers naar Pijancker of andersom / zoals Berkelaaren naar Bergschenhoek of Bleiswijk en ondersom.

 

Elke verandering in het leven brengt wat nerveusiteit teweeg, onzekerheid: kan ik eraan wennen? Is ‘t wel een verbetering? Kan dit wel? Moet dat? Mag dit wel?

Zeker als de verandering niet zelfgekozen is, brengt ze ons in twijfel en onzekerheid. Een verandering kan gemakkelijk verzet oproepen: “Het is altijd zo geweest. Waarom moet het nu opeens anders?” zeggen we.

 

We kunnen ons dan een beetje indenken hoe Petrus zich gevoeld moet hebben toen hem duidelijk werd gemaakt dat het joodse leven niet alleenzaligmakend was, toen hem duidelijk werd dat ook niet-joden tot het christelijk geloof geroepen werden.

Wat moest hij nu nog denken van al die joodse wetten die hij van jongs af aan geleerd had en waaraan hij zich altijd netjes had gehouden? Wat gold nu nog wel en wat niet meer? Waar waren die wetten dan goed voor geweest als ze toch niet van God bleken te zijn? Petrus moet een enorme innerlijke strijd hebben doorgemaakt.

Maar God kwam hem te hulp. Petrus heeft visioenen gehad waarin hem het één en ander duidelijk werd.

Toch was hij daarmee niet uit de problemen: hij werd door zijn geloofsgenoten onmiddellijk aangevallen op zijn handelswijze. Na de doop van Cornelius keert hij terug naar Jeruzalem en daar gaan de gelovigen hem onmiddellijk verwijten maken.

 

Wat heeft Petrus de kracht gegeven om door te gaan? Zijn liefde tot Jezus Christus en de medemensen. Hij wist dat hij een vriend van God was en dat hij door God uitgekozen was om op tocht te gaan en vruchten voort te brengen. Hij was ook bereid zijn leven daarvoor te geven.

Hij bracht mensen bij God. Hij voerde geen vernieuwingen door om het zichzelf gemakkelijker te maken, om toe te geven aan menselijke lusten en verlangens. Voor hem was het criterium voor elke vernieuwing: brengt het de mensen dichter bij God?

 

Aan de vruchten ken je de boom. Ook de boom der vernieuwing: een vernieuwing is goed als het mensen dichter bij God brengt. Zo ook vernieuwingsbewegingen: brengen ze mensen dichter bij God? Hebben ze aantrekkingskracht op ongelovigen? Brengen ze onkerkelijken terug tot de kerk? Aan de vruchten ken je de boom. Is ‘t de Heilige Geest die mensen in beweging brengt?

 

Wij zitten in deze dynamische tijd in de kerk met vele vragen over de vormgeving van onze liturgie, moraal, katechese en bestuur. Wat moet blijven, wat kan veranderen, wat moet veranderen? Wij krijgen geen visioenen zoals Petrus waarin wij door God zelf de weg gewezen worden. Hoe moeten we dan met al die vragen en problemen omgaan?

Alles overwegen en bespreken met datzelfde criterium: brengt het mensen dichter bij God? Bevordert het de eenheid en de liefde onder de gelovigen? Zo ja, dan is het goed.