.

Vaccinatie tegen het morele kwaad: de doop.

INLEIDING op de zondag Feest van de doop van de Heer. 10 januari 2021

 

Deze week zijn de eerste mensen in Nederland gevaccineerd tegen het kwalijke coronavirus. Ooit hebben wij een soort vaccinatie gehad tegen het morele kwaad in ons hart en in onze wereld: de doop.

 

We zijn hier samen als gedoopten. Daarom begonnen we met het kruisteken met de woorden die ook bij onze doop uitgesproken zijn: in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Vandaag vieren we ter afsluiting van de kersttijd en start van de liturgische tijd door het Jaar het feest van de Doop van de Heer.

 

We zijn gedoopt met water. Water heeft een reinigende kracht. We wassen onszelf en onze kleren er mee. We moeten nu vaak onze handen wassen om gereinigd te worden van een schadelijk virus. Het doopwater symboliseert de vergeving van onze zonden, van alles wat ons hart bevuilt.

Laten we dan nu op gebruikelijke wijze onze schuld belijden om ons bevuild doopkleed te wassen in het water van Gods barmhartigheid.

 

PREEK

 

We hadden weer geen witte kerst. In deze dagen regent het weer regelmatig. Het is koud en nat.

Water, wij hebben het in overvloed. In andere landen is er een groot tekort aan. Water is een sterk symbool voor ons christelijk leven. Waarom zijn we gedoopt met water?

Zoals water de grond doordringt, of een spons doordrenkt is van water, zo moet Gods Geest ons leven doordringen. Gods Geest moet doordringen in elke vezel van ons bestaan. In elk woord dat wij zeggen, in elke daad die wij stellen, in elke oogopslag, in elk gebaar, in elke gedachte, in elk moment dat wij leven.

 

En voor de dorstigen zegt Jesaja: “Komt naar het water, kopen, geniet zonder geld en zonder te betalen”. Hier gaat het natuurlijk om een beeld. Het gaat hier om Gods Geest die onze dorst naar liefde lest.

 

Bij de zusters van Moeder Teresa in Rotterdam staan naast een groot kruis de woorden “Ik heb dorst” op de muur. Die woorden sprak Jezus aan het kruis, omdat Hij echt dorst had. Maar de zusters interpreteren die woorden als Jezus dorst naar onze liefde. En die dorst van Jezus kunnen wij laven door de armen en eenzamen, de ongelukkigen en uitgestotenen in ons midden te helpen.

De zusters heten officieel “missionarissen van liefde”. Bij het woord missionaris denken wij aan geloofsverkondigers die met het woord het geloof uitdragen. De zusters doen dat niet op de eerste plaats. Ze geven wel catechese, maar op de eerste plaats verkondigen zij Jezus’ Boodschap door naastenliefde. Zij kunnen ook niet anders want in India is het verboden het christelijk geloof uit te dragen. Maar naastenliefde is niet verboden en dat is de beste verkondiging.

 

Moeder Teresa heeft één en ander verwoord in een heel mooi gebed:

“Lieve Jezus, help mij om de glans van uw aanwezigheid uit te stralen, waar ik ook heenga.

Overspoel mijn ziel met uw Geest en Uw Leven.

Doordring mij en neem totaal bezit van mijn hele wezen,

opdat mijn leven alleen maar de uitstraling zou zijn van het Uwe.

Schijn door mij en leef zo in mij

dat allen die met mij in contact komen, uw aanwezigheid in mij mogen aanvoelen.

Laat hen naar mij kijken en niet langer mijzelf zien maar alleen U, mijn Jezus. ….

U wil ik verkondigen zonder veel omhaal van woorden,

maar door mijn voorbeeld,

door de aangrijpende kracht en invloed van mijn daden,

door de vanzelfsprekende volheid van liefde die mijn hart U toedraagt.”

 

Water is onmisbaar voor de vruchtbaarheid van de aarde. Zo is Gods Geest onmisbaar voor de vruchtbaarheid van ons leven. Jesaja gebruikt nogmaals het beeld van de regen als hij in naam van God zegt: “Zoals de regen en de sneeuw uit de hemel vallen en daar pas terugkeren wanneer ze de aarde hebben doordrenkt, haar hebben bevrucht zodat zij groen wordt, wanneer zij het zaad aan de zaaier hebben gegeven en het brood aan de eter, zo zal het ook gaan met het woord dat komt uit mijn mond: het keert niet vruchteloos naar mij terug. Het keert pas weer wanneer het mijn wil volbracht heeft en zijn zending heeft vervuld”.

 

Vanwege deze beelden laat Jezus zich dopen. Op dat moment is Hij nog niet beroemd, heeft Hij nog niet gepreekt en nog geen wonderen gedaan. Hij gaat gewoon in de rij tussen de mensen staan om gedoopt te worden, onopvallend. Johannes de Doper protesteert omdat hij al weet dat Jezus een bijzonder mens is, groter dan hij, Iemand die zal dopen met de Heilige Geest. Maar Jezus laat zich net als andere mensen dopen om te zeggen: jullie kunnen net zo goed als Ik vervuld worden van de heilige Geest.

 

Op dit feest van de Doop van de Heer mogen we herinnerd worden aan onze eigen doop. Misschien een onopvallende gebeurtenis, omdat we klein waren en één van de velen. Maar ook voor ons geldt die stem uit de hemel die zegt dat we veelgeliefde kinderen van God zijn. Wat een feest. Wat een voorrecht. Maar ook wat een opdracht.

 

Laten we er het beste van maken. Gods woord keert niet vruchteloos naar de hemel terug. Hopelijk zijn wij de spons, de goede aarde die haar opnemen.

 

Winfried Kuipers