.

TALENTEN

TALENTEN PREEK VAN DE WEEK      33e ZONDAG  JAAR A 2014: Berkel en Rodenrijs

 

LEZINGEN:              EERSTE LEZING:  Spreuken 31,10-13+19-20+30-31         EVANGELIE: Mt.25,14-30

THEMA: aan het werk

 

(Van)morgen doen er twee kinderen in de Pijnacker de eerste Heilige Communie. Daarom begin ik met een spiegelverhaal uit de gezinsviering die (van)morgen in Nootdorp gehouden zou worden.

Spiegelverhaal: Japie en zijn mondharmonica

Vlakbij de snackbar staat een groep opgeschoten jongens, ze zijn druk met elkaar aan het praten. “Zeg Bert, weet jij al wat je later wilt worden?”  “Profvoetballer natuurlijk! Daar kun je miljoenen mee verdienen joh!”

“Ik wordt bankdirecteur, vette baan!”  “Nou, ik denk erover om computerdeskundige te worden, het beroep van de toekomst.

Zeg, kijk eens wie we dáár hebben. Dat is Japie, Japie van de gekkenschool! Japie, kom eens hier.”

Schoorvoetend komt Japie dichterbij. Hij is altijd een beetje bang voor de jongens van de ‘grote school’, ze hebben hem vaak genoeg gepest…

“Zeg Jaap, vertel ons eens, wat wil jij later graag worden?”

Japie hoeft niet lang na te denken. “Ik wil later de hele dag mondharmonica spelen. Voor een grote zaal, vol met mensen”

“Haha! Mondharmonica spelen. Wat stelt dat nou voor? Dat is toch niks! Je kunt er niet eens geld mee verdienen. Is dat alles wat je kunt?”

“Zal ik eens een liedje voor jullie spelen? “, vraagt Japie voorzichtig.

“Nee, dank je, we hebben wel wat anders te doen dan naar dat gestuntel van jou te luisteren. “

“Maar papa en mama en de juf vinden het heel mooi. Ik kan al de schaatsenrijderswals spelen, luister maar…”

Nauwelijks heeft Japie de eerste maten ingezet, of hij wordt ruw onderbroken: “Hoepel toch op! Ga andere mensen maar vervelen met je kattengejank”.

Als een geslagen hond druipt Japie af, zijn mondharmonica stevig in zijn rechterhand geklemd. Er staan tranen in zijn ogen. Daar, vlak bij dat mooie huis, met die statige eik, staat ‘zijn’ bankje. Elke middag na school gaat hij daar een tijdje op zijn mondharmonica spelen. Nu heeft hij daar geen zin in. Hij loopt direct door naar huis.

“Wat is er aan de hand, Jaap, je kijkt zo sip?” vraagt zijn moeder bezorgd. “oh, niks mam, mag ik even in de tuin spelen?” “Natuurlijk mag dat”

“ik kan helemaal niks”, moppert Japie in zichzelf. Japie kijkt kwaad naar zijn mondharmonica. “En aan jou heb ik ook al niks! Ze pesten mij alleen maar. Waardeloos ding! Weet je wat? Ik stop je in je doosje en dan in de grond, dan hoef ik je nooit meer te zien!”

Japie maakt met een schopje een kuil in de grond en begraaft daar zijn mondharmonica in.

Een paar dagen later vraagt zijn moeder: ”Zeg Jaap, ik hoor je geen mondharmonica meer spelen. Hoe komt dat zo?”

“Mam, ik heb er geen zin meer in.”

Een week later belt er iemand aan. Het is de mevrouw die in het mooie huis vlakbij het bankje woont, waar Japie altijd speelde. Ze zegt “Zo, jij bent dus die jongen die zo’n prachtige muziek maakt! Ik had nooit gedacht dat jij nog zo jong zou zijn, zo mooi speel je. Weet je, ik ben het afgelopen jaar erg ziek geweest. Ik zag het vaak helemaal niet meer zitten. Maar zodra ik jouw muziek hoorde, werd ik weer vrolijk en kon ik het leven weer aan. Ik heb zelf ook altijd graag een instrument willen spelen, maar ik heb dat nooit gekund. Wees maar zuinig op je talent, dat mooi cadeautje dat je van God gekregen hebt! Wil je iets voor mij spelen? Ik heb jouw muziek gemist de afgelopen tijd.”

Japie’s oren tuiten. Hij kan dus iets wat een ander niet kan, zelfs zo’n grote mevrouw niet!  Gauw graaft hij de mondharmonica weer op. Hij is gelukkig niet kapotgegaan. Japie speelt een liedje voor de mevrouw. Ademloos luistert ze naar de muziek, die zoveel voor haar betekend heeft. Ook Japie is zijn nopjes, want hij weet nu, dat hij met zijn talent mensen gelukkig kan maken.

 

Wat leert dit spiegelverhaal ons?

Niet iedereen heeft evenveel talenten. Maar we hebben allemaal wel wat. Wie geen leiderscapaciteiten heeft, niet muzikaal is en niet goed kan leren, niet sterk is en niet slim, die kan misschien goed luisteren, die heeft misschien het doorzettingsvermogen om saai werk te doen, die is misschien een heel lieve vader of moeder voor kinderen, heel zorgzaam of geduldig.

 

Het geloof dat God ieder wel wat talenten toevertrouwt, kan ons helpen om over een minderwaardigheidscomplex heen te komen. Niemand is overbodig in Gods Rijk.

 

Verder kan dat geloof ons helpen over faalangst heen te komen. Waar gehakt wordt vallen spaanders. Waar gewerkt wordt worden fouten gemaakt. Als iemand een fout maakt, dan zeg ik wel eens: “Ik hoop dat het niet je laatste fout is, want als het je laatste fout is, dan leef je niet lang meer”. Van fouten kunnen je leren, sterker en wijzer worden. Dat we fouten maken neemt God ons niet kwalijk. Wel dat we met onze handen over elkaar gaan zitten en niets met ons leven doen.

Als je elke avond achter tv zit, kom daar dan eens achter vandaan en ga wat voor de kerk doen. Van elke dag “Goede tijden, slechte tijden” kijken, word je geen beter mens en wordt de wereld niet gered.

 

Als je wat met je talenten doet breng je anderen vreugde en jezelf.

 

Daarbij zijn twee dingen heel belangrijk om ons van bewust te worden:

  1. Je talenten heb je gekrégen. Van wie? Van God. God verwacht wat van ons. Later, als we bij Hem in de hemel komen zullen we verantwoording aan hem moeten afleggen over wat we met ons leven gedaan hebben. Daar moeten we ons steeds van bewust zijn. De Heer van de dienaars in het evangelie zou eens terugkomen.
  2. Je talenten zijn je toevertrouwd om te werken voor Gods rijk. Dat betekent dat je je talenten altijd dienstbaar moet maken aan anderen. We hebben ze niet gekregen om er zelf beter van te worden en onszelf boven anderen te verheffen, maar om anderen van dienst te zijn. Dat is de enige christelijke motivatie om carrière te maken. Natuurlijk mogen we wel leidinggevende functies ambiëren of een winstgevend bedrijf leiden. Het is niet verkeerd om een goed salaris te krijgen en rijk te worden. Maar het is wel verkeerd om dat als doel van ons leven te kiezen. Als je miljonair bent zou je bijvoorbeeld enkele gezinnen uit de schuldsanering kunnen halen in plaats van een kunstwerk te kopen voor 3 miljoen euro.

 

In de eerste lezing gaat het over de talenten van de vrouw. Een sterke vrouw. Er wordt natuurlijk niet een vrouw bedoeld die aan body-building doet, maar een vrouw met een sterk karakter. Een zelfbewuste wijze vrouw, die haar talenten kent. Zo’n vrouw is niet manvijandig, maar juist een zegen voor de man. De bezigheden die in de eerste lezing zijn genoemd, zijn misschien wel tijdgebonden. Helaas zijn er uit die schriftperikope een aantal zinnen weggelaten die juist de activiteiten van de vrouw buitenshuis beschrijven. Ik zal u de weggelaten verzen voorlezen: “Zij is als het schip van een koopman en haalt van verre haar voedsel. Zij staat op terwijl het nog nacht is en deelt voedsel uit aan haar gezin en geeft de dienstknechten hun loon. Zij slaat het oog op een akker en koopt die; van de vrucht van haar handen plant zij een wijngaard. Zij omgordt haar lenden met kracht en maakt haar armen sterk. Zij merkt dat haar ondernemingen slagen. ’s Nachts gaat haar lamp niet uit. …. Zij vervaardigt linnen leren en verkoopt ze, zij levert gordels aan de koopman. Kracht en luister zijn haar gewaad. Zij opent haar mond en zij spreekt wijsheid van haar tong komen liefelijke lessen”. In de weggelaten zinnen wordt dus juist het ondernemerschap en de handelsgeest van een sterke vrouw geprezen.

 

Eens zag ik bij een actualiteitenprogramma dat de meeste moderne werkende Nederlandse vrouwen het liefst in deeltijd werken zodat ze ook tijd hebben voor haar gezin. Ze nemen geen kinderen om ze de hele dag naar een crèche te brengen en door anderen op te laten voeden. Ze nemen daarom mindere carrièrekansen voor lief. Daar kiezen de meeste vrouwen geheel vrijwillig en bewust voor.

Waarom moeten van sommige politieke partijen vrouwen full-time betaald werken en waarom moeten er per se evenveel vrouwen als mannen op verantwoordelijke en leidinggevende posten komen? Dat beleid tast de vrije keus van de vrouw aan.

 

En ondertussen maar klagen dat de jeugd steeds meer ontspoort. Ik begrijp niet dat de overheid niet begrijpt dat er een rechtstreeks verband is tussen criminaliteit van de jeugd en gebrek aan tijd van ouders voor hun kinderen. Opvoeden is net zo goed een talent dat de Heer ons gegeven heeft. Dat geeft geen financiële winst maar het is wel de grootste dienst die ouders aan de samenleving kunnen bewijzen.

 

We gaan nog even terug naar de eerste lezing.

Er staat: prijst de sterke vrouw bij de poorten. Waarom bij de poorten? Dat is heel eenvoudig, de poorten waren de ontmoetingsplaatsen van de mensen toen. Er waren stadspoorten waar iedereen langs kwam. Daar werden de nieuwtjes uitgewisseld. Tegenwoordig zouden we zeggen: prijst haar in de krant en op tv en op internet.

 

Het evangelie roept ons op ons leven niet nutteloos voorbij te laten gaan. Phil Bosmans zei: “Elke dag is een stuk leven dat je weer gegeven wordt”. Chiara Lubich zei vaak: “Het verleden is voorbij en daar kun je niets meer aan veranderen. De toekomst ligt in Gods hand en kunnen wij nog niet doorzien. Maar de dag van vandaag heeft God óns in handen gelegd om er iets mee te doen.”  Danken we God daarvoor en laten we ‘m goed besteden.