.

PREEK VAN DE WEEK 26e zondag jaar B

 26e ZONDAG  JAAR B 2012 Pijnacker, Bergschenhoek, Bleiswijk

LEZINGEN:                         EERSTE LEZING: Numeri 11, 25-29            EVANGELIE:Mc.9,38-48

THEMA:De Geest gaat boven de wet.

 Afgelopen week was ik op het moderatorenoverleg met de bisschop van Rotterdam. We kregen van hem in een brochurevorm een brief van de Nederlandse bisschoppen over de viering van het paastriduum. Het paastriduum zijn de drie dagen voor Pasen:Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Paaszaterdag. In de brief stellen de bisschoppen voor de vieringen op deze dagen niet in kleine gemeenschappen te houden maar in grote kerken waarin veel mensen samen kunnen komen onder leiding van een priester. Zij willen niet dat deze plechtigheden gevierd worden onder leiding van een diaken, pastoraal werker of leek.

 In de praktijk gebeurt dat echter wel. Wat moeten we daarvan denken? Ik wil u een ervaring vertellen van jaren geleden. Toen werkte ik in twee parochies in Hendrik Ido Ambacht en Zwijndrecht. Daar werkte ik samen met een pastoraal werkster. We hadden goede afspraken gemaakt over werkverdeling en haar functioneren in de liturgie. Zij hield overwegingen in woord- en communievieringen en ik preekte in elke eucharistie. Voor mij was dat een vorm van trouw aan de kerkelijke regels die voorschrijven dat in de eucharistie de priester hoort te preken. Na een vormselviering hadden we de bisschop op de koffie. Onverwacht vraagt de bisschop opeens aan haar:“Preek je wel eens?” Zij antwoordde eerlijk:“Nee, dat mag ik niet”. Waarop de bisschop zei:“ Van mij mag je het wel”. Uit onverwachte hoek kwam de toestemming om te preken.

 

Onze bisschop heeft bij de aanbieding van de brief over het paastriduum gezegd dat het niet overal gelijk ingevoerd hoeft te worden, maar dat het een praktijk is die moet groeien.

Dus geen paniek. Nood breekt wet. In deze tijd van priesternood moeten we kijken wat heilzaam is.

 

We kunnen een richtlijn vinden in de lezingen van vandaag, in het Woord Gods zelf.

In de eerste lezing wordt verteld over mensen die officieel zijn aangesteld om het geloof te verkondigen:Mozes, Jozua en zeventig andere leiders. Zij hadden een samenkomst gehad, een soort concilie. Die samenkomst was geen saaie vergadering geweest. Nee, ze waren gegrepen door de Geest.

Twee leiders waren niet bij die samenkomst. Toch hadden ook zij de gave gekregen van de Geest om te profeteren. Je zou ook kunnen zeggen om te preken. Jozua was daar niet gelukkig mee. Die twee mannen hadden zich afzijdig opgesteld en niet onderworpen aan het wettelijk gezag. Jozua vond daarom dat ze geen recht van spreken hadden. Hij gaat naar het hoogste gezag, Mozes, en vraag hem die mannen de mond te snoeren. Hij krijgt van Mozes echter een onverwacht antwoord:“Laat ze maar spreken. Ik zou willen dat de Heer het hele volk laat profeteren en dat de Heer zijn Geest op hen legt”.

 

Hetzelfde zien we in het evangelie:Johannes is geconfronteerd met iemand die zich niet aangesloten had bij de groep leerlingen van Jezus. Toch had die man in Jezus’ naam duivels uitgedreven. Een soort Jomanda. Johannes vindt dat maar niks. Over mensen die hen niet volgen hebben ze geen macht. Die kunnen ze niet tot de orde roepen of iets opleggen. Daarom heeft Johannes graag dat Jezus verbiedt zijn naam te gebruiken. Johannes krijgt van Jezus een onverwacht antwoord:“Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam een wonder doet, zal niet gauw ongunstig over mij spreken”.

 

De Geest waait waar hij wil. De Geest is niet gebonden aan een kerk, een ambt, een functie of een bepaald IQ. Iedereen kan de Geest van God krijgen. De geest waait waar hij wil.

Dat is ook de diepste reden om andere kerken niet te veroordelen.

50 jaar geleden is het Tweede Vaticaans Concilie gehouden. In oktober zullen we dat gedenken. Daarvoor heeft de paus een jaar van het geloof uitgeroepen. Op het Concilie heeft men ook het gevoel gehad dat de Heilige Geest werkte.

 

 

In het Decreet over de oecumene zegt het 2e Vaticaans Concilie: “Omvangrijke gemeenschappen hebben zich afgescheiden van de katholieke Kerk en dit soms niet zonder schuld aan beide zijden. Maar degenen die nu in zulke gemeenschappen worden geboren en er het geloof in Christus in zich opnemen, kan men de zonde van de afscheiding niet toerekenen.  …  Bovendien kunnen van de elementen of waarden die allen samen de Kerk opbouwen en met leven vervullen, er zeer vele en uiterst belangrijke ook voorkomen buiten de zichtbare omheining van de katholieke Kerk: het geschreven Woord van God, het leven van de genade, geloof, hoop en liefde, andere innerlijke gaven van de Heilige Geest.” Einde citaat.

 

Zelfs aanhangers van andere godsdiensten kunnen door de Geest gebruikt worden om tot ons te spreken. Ook dat is al erkend door het tweede Vaticaans Concilie. In de Verklaring over de niet-christelijke godsdiensten zegt het Concilie:“De katholieke kerk verwerpt niets van datgene wat in deze godsdiensten waar en heilig is. Met oprechte eerbied beschouwt zij die gedrags- en levensregels, die voorschriften en leerstellingen, die toch niet zelden een straal weerspiegelen van die Waarheid, welke alle mensen verlicht. Daarom spoort zij ons aan die geestelijke en zedelijke goederen alsook die sociaal-culturele waarden, die bij hen gevonden worden, te erkennen, te bewaren en te bevorderen.” Einde citaat.

In de Verklaring over de Godsdienstvrijheid erkent zij het recht op godsdienstvrijheid.

 

De geest waait waar hij wil.

In het evangelie zien we daar nog meer duidelijke voorbeelden van. Jezus stelt in een parabel de barmhartige Samaritaan ten voorbeeld. Samaritanen waren afgeweken van het joodse geloof. Jezus stelt het geloof van een Romeinse honderdman ten voorbeeld. Romeinen waren gehate heidenen, vijanden, landbezetters. Toch zegt Jezus:“Ik heb bij niemand in Israël zo’n groot geloof gevonden als bij deze man”.

 

Uit onverwachte hoek kan het woord van God klinken. Dat vraagt van ons een voortdurende openheid naar iedere mens die wij ontmoeten, niet-gewijden, niet-katholieken, niet-christenen en zelfs niet-gelovigen.

 

Tenslotte mogen we geloven dat God ook door ons kan spreken. Soms spreken we woorden die niet uit onszelf komen, of krijgen we een kracht, waarvan we nooit hadden gedacht dat die in ons kon zijn. Soms worden we boven onszelf uitgetild door de Geest die in ons woont.

 

Misschien mag ik nog één ervaring vertellen waarvan ik denk dat ik de hulp kreeg van de Heilige Geest in een hachelijke situatie. Ik gaf op een school een catecheseles aan kinderen van 7 jaar. Opeens steekt een kind haar vinger op en vroeg:“Ik ben niet gedoopt; kom ik dan niet in de hemel?” “Oef, dacht ik, wat moet ik daar nu op antwoorden? Ik wil niet het belang van het doopsel ontkennen, maar evenmin oordelen over het eeuwig heil van dit kind”. Ik moest wat zeggen, bad de H.Geest om hulp en begon maar te spreken. Ik vroeg haar:“Geloof jij dan in de hemel?” “Ja”, zei ze. Ik zeg:“hoe weten wij dat er een hemel is?” Ze antwoordde:“Dat heeft Jezus ons verteld”. Ik zeg:“Juist. Jij gelooft dus wat Jezus gezegd heeft?” “Ja” zei ze. Ik concludeerde:“Als jij in Jezus gelooft, dan mag je vast ook in de hemel komen”. En het kind was heel gelukkig. En ik niet minder omdat ik voelde dat het antwoord een ingeving was van de Heilige Geest.

 

De Geest kan ons allen gegeven worden. De enige voorwaarde is dat we er om bidden en er voor open staan. Onze eigenwijsheid zal vaak een hindernis voor de Geest zijn om te spreken. Onze eigenwijsheid zal vaak een hindernis zijn om de Geest in de ander te horen spreken. Laten we in deze viering bidden dat we toch telkens weer Gods Geest mogen ontmoeten, ook uit onverwachte hoek.