.

Preek 6e zondag van pasen jaar C Bleiswijk en Bergschenhoek

 

PREEK VAN DE WEEK     6e  ZONDAG  van pasen jaar C  Berkel 2010 Bergschenhoek en Bleiswijk 2013

 

LEZINGEN:                   EERSTE LEZING:  Handelingen 15,1-2+22-29 EVANGELIE: Joh.14,23-29

THEMA: de kerk, onze moeder

 

Volgende week is het moederdag. We zijn allemaal uit een moeder geboren. Onze moeder heeft ons opgevoed, heeft voor ons gezorgd, was bezorgd om ons. Misschien was ze ook wel eens streng, misschien was ze wel eens kwaad, misschien was ze wel eens ziek. Een moeder is ook maar een mens. Maar we hebben ons leven aan haar te danken. Ze heeft ons 9 maanden gedragen. Daarom staat er in het vierde gebod: Eer je vader en moeder.

Wat heeft ze allemaal wel niet voor ons gedaan? Te eten gegeven, 15, 20 jaar lang, dag in dag uit, kleren gegeven, gewassen, bed opgemaakt, je braaksel opgeruimd, je wonden schoongemaakt, je naar school gebracht, te veel om op te noemen.

Daarvoor kunnen we wat terugdoen: een bloemetje op moederdag, een ontbijt op bed, een mooi cadeau op haar verjaardag. Maar we kunnen het nooit genoeg belonen. Wat zij voor ons gedaan heeft is onbetaalbaar.

Maar nog veel belangrijker dan wat ze voor ons gedaan heeft is: haar liefde. Daarvoor kunnen we niet dankbaar genoeg zijn. En het enige wat we daarvoor terug kunnen doen is wederliefde schenken.

            En als we nog niet volwassen zijn, als we nog kind zijn, dan is er nog een manier om haar liefde te beantwoorden. Dat is: gehoorzamen. Gehoorzaamheid is de mooiste bos bloemen. Dat heeft mijn moeder ons gezin wel eens gezegd: “veel liever dan cadeau’s heb ik, dat jullie lief voor elkaar zijn en gehoorzamen.” Gehoorzamen, niet omdat het moet of om straf te ontlopen, maar als antwoord op haar liefde.

 

Dat horen we Jezus vandaag ook zeggen: “Als iemand Mij liefheeft zal hij mijn woord onderhouden”.

Zo worden wij kinderen van God: onze daden vormen het boeket bloemen dat wij Hem geven uit dankbaarheid.

Christen-zijn is op de eerste plaats een liefdesrelatie: God als Vader hebben en de kerk als Moeder.

In mijn eerste Heilige Communieboek staat het gedichtje:

Gebrek aan bloemen heb ik nooit om U mijn God te geven,

Want elke kleine liefdedaad heeft kleur en gloed en leven.

Christen-zijn is niet op de eerste plaats een leven volgens een bepaalde moraal, of: goed mens zijn. Het is geen wettisch leven. Het is op de eerste plaats een leven in een liefdesrelatie. Het onderhouden van de geboden, wetten en regels van God en van de kerk volgt daar uit als antwoord op zijn liefde.

 

Maar Gods liefde blijft, ook als we ongehoorzaam zijn, ook als we de kerk de rug toe keren. Vergelijken we dat met de relatie moeder-kind: een kind kan ongehoorzaam zijn, lelijke dingen doen, ondankbaar zijn. Het maakt de moeder verdrietig en misschien boos. Maar haar liefde blijft.

Juist daarom doet een ongehoorzaam of ondankbaar kind haar pijn. Maar een moeder is steeds weer bereid tot vergeving en het geven van een nieuwe kans. Ze zal de deur steeds weer openen voor een kind dat thuiskomt.

 

Ook als een kind naar school is of moeder is zelf de deur uit, ze blijft aan haar kinderen denken.

Een kind vindt het niet leuk als moeder even weg moet. Maar toch is dat soms nodig om geld te verdienen, om naar een ouderavond te gaan van school of kerk, om boodschappen te doen of medicijnen voor het zieke kind te halen.

Zo is dat met Jezus ook. Dat hoorden we in het evangelie: vlak voor zijn sterven zegt Hij op het Laatste Avondmaal tot de apostelen: “Ik ga heen, maar Ik keer tot u terug. Als jullie Mij zouden liefhebben, dan zouden jullie er blij om zijn dat Ik naar de Vader ga. Want in mijn naam zal de Vader jullie de Helper, de heilige Geest zenden.”

Door de Heilige Geest is God niet alleen bij ons, maar zelfs ín ons. Dat is dus nog inniger dan de moeder-kind-relatie.

 

 

De Heilige Geest heeft de kerk tot stand gebracht. Jezus heeft geen kerk opgericht maar een blijde boodschap verkondigd. Pas op, door en na Pinksteren ontstond de kerkgemeenschap. Op Pinksteren werden 3000 mensen gedoopt. Daarom staat de kerk in de geloofsbelijdenis ook direct na de Heilige Geest genoemd. De kerk is zijn werk.

We noemen de kerk ook wel eens onze moeder.

Dat zingen we in het lied: “Christus, Gij Heer van alle dingen”: “wij willen uw bruid bezingen, de Kerk die ons het leven geeft. Waar wij als kinderen zijn geboren, eenzelfde stam, één moedertaal. Waarnaar wij altijd wederkeren, o veilig huis, o moedergrond, waar wij van U de liefde leren.”

Ja, in de kerk, door de doop, worden wij als kinderen van God geboren. De doopvont wordt dan ook wel eens de moederschoot van de kerk genoemd.

Wat doet de kerk? Zij doet wat voor de 3e wereld, voor de armen, voor de zieken, voor de ouderen. Dat vinden we prachtig en we zijn blij als dat in het nieuws komt. Toch is dat niet het wezenlijke van de kerk. De kerk is op de allereerste plaats een liefdesgemeenschap.

 

Veel mensen hebben de kerk verlaten omdat de kerk volgens hen op alle mogelijke manieren gefaald heeft: Wat zeggen zij?

– de kerk gaat niet genoeg met de tijd mee

– de kerk is rijk en machtig

– geloven en bidden kan ik thuis ook wel, daar heb ik de kerk niet voor nodig

– de kerk is verdeeld

– verschillende godsdiensten zijn de oorzaak van ruzie en oorlogen

– priesters en bisschoppen hanteren een dubbele moraal en leven zelf niet naar het evangelie.

 

In zekere zin hebben kerkverlaters gelijk: de kerk bestaat uit mensen, kleine, zwakke, kortzichtige, zondige mensen. Heiligen zijn uitzonderingen.

Dat is niets nieuws. Zelfs in de jonge kerk van kort na Pinksteren was er onenigheid, verdeeldheid, meningsverschil. Bijvoorbeeld over de vraag of heidenen die christen werden zich naar joodse gewoonte moesten laten besnijden. In de Handelingen der Apostelen lezen we dat hierover onenigheid ontstond en dat Paulus en Barnabas in een felle woordenwisseling raakten met joodse christenen uit Juda. Met die strijdvraag gaan ze naar de apostelen in Jeruzalem. Toen werd het eerste concilie gehouden in de kerkgeschiedenis. Daar wordt een compromis gesloten: geen besnijdenis, maar ook geen dingen doen die ergernis geven aan de joden. In de brief waarin dat besluit beschreven wordt, staat een heel bijzondere opmerking. Ze apostelen schrijven: “De heilige Geest en wij hebben besloten u geen zwaardere lasten op te leggen dan het strikt noodzakelijke”. De eerste woorden treffen mij steeds weer: “De Heilige Geest en wij hebben het besloten”. Die eerste christenen hebben zo sterk de heilige Geest ervaren dat ze hun besluit een besluit van de Heilige Geest durven noemen.

 

Waar liefde is, daar is de Geest van God. Ondanks alle problemen die we in de kerk hebben, moeten we beseffen dat we de roeping hebben een gemeenschap van God te zijn, rond Jezus, met de H. Geest. Een gezin van Gods kinderen. Een unieke gemeenschap van liefde en eenheid in deze wereld. Daarom mogen we elkaar niet loslaten en moeten we steeds alles uitpraten met de bevoegde gezagsdragers.

 

De kerk is onze moeder. Geloof zonder kerk is niet denkbaar. Ja, een kind kan wel zijn of haar moeder verlaten, maar ze kan nooit ontkennen dat het zijn of haar leven uit moeder ontvangen heeft. Zo kunnen we wel de kerk verlaten en het geloof bewaren, maar dat geloof hebben we toch aan de kerk te danken. Wie schopt tegen te kerk schopt tegen zijn of haar geestelijke moeder.

We mogen, net als een puber tegenover zijn ouders, wel vragen stellen en kritiek op de kerk hebben bij het volwassen-christen worden, maar we moeten haar wel blijven erkennen als onze moeder.

Als we onze vader en moeder moeten eren, moeten we ook de kerk eren. Vader en moeder hebben hun gebreken en de kerk heeft dat ook. Maar zij blijft onze moeder. Daarom mogen we de kerk niet loslaten, maar moeten we voor haar blijven bidden en werken, zodat de kerk steeds meer wordt wat ze moet zijn: een gemeenschap van liefde.