.

Preek 31e zondag door het jaar B

PREEK 31E ZONDAG DOOR HET JAAR B 4 nov 2012 BLEISWIJK
INLEIDING: uit Midden Onder U
PREEK
Er is een lied waarin we zingen: “Dat wij van harte elkander verstaan en beminnen en zo voortaan eren Gods heilige naam”. Eredienst: dat doen we in elke kerkdienst. Maar we eren God bovenal als we elkander van harte verstaan en beminnen. Verstaan en beminnen horen bij elkaar. Als je elkaar verstaat kun je elkaar beminnen en als je elkaar bemint kun je elkaar verstaan.
Geloven is luisteren en gehoor geven aan God. 1e lezing: Luister Israel, Hoor Israel, shema Israel. Dat staat aan het begin van de geboden. Dat wordt voortdurend herhaald in de joodse wet. De joodse geloofsbelijdenis begint ermee. Het ochtend- en avondgebed van de jood begint ermee. Bij stervenden wordt het door alle aanwezigen in langgerekte tonen uitgesproken: shema Israel, hoor Israel.
Gehoor geven is wat anders dan gehoorzamen. Het is bewuster en gebeurt met innerlijke overtuiging zodat het de eigen persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid niet aantast.
De lezing eindigt met de woorden: “De geboden die ik u heden geef moet ge in uw hart prenten.” Er staat niet dat je ze van buiten moet kennen, met je verstand, maar van binnen, met je hart.
Horen, verstaan, daar begint het mee. Dan volgt het eerste gebod: de liefde tot God en de naaste.
Leven is liefhebben. God liefhebben en de naaste als jezelf. Het is duidelijke taal. Het enige dat Jezus nog toelicht is dat die naaste ieder mens kan zijn, niet alleen je vriend, ook je vijand.
God liefhebben, de naaste liefhebben en ik wil er persoonlijk aan toevoegen: het leven liefhebben. Met de woorden van Toon Hermans kan ik uit de grond van mijn hart zeggen: Ik heb het leven lief. Het leven is een geschenk van God, met zijn mooie én moeilijke kanten. Alleen als we dat zo zien, ervaren en beleven, dan kunnen we vóór het leven kiezen en strijden tegen de dood, tegen geweld, tegen de doodscultuur waarin mensen voor zichzelf en anderen de dood verkiezen boven het leven.
Met heel mijn leven en werk wil ik iets terugdoen voor het geschenk van het leven. Dat is steeds het uitgangspunt van mijn pastoraat. Mijn streven als pastoor is dan ook niets anders dan een kerkgemeenschap tot stand te brengen waarin de gelovigen God en elkaar liefhebben. Niet het tot stand brengen van een mooie liturgie is mijn doel, niet het herstel van oude tradities of het doorvoeren van vernieuwingen, niet het propageren van bepaalde devoties, niet de verkondiging van bepaalde dogma’s, niet de bestrijding van onrecht op maatschappelijk gebied. Dat is allemaal secundair. Primair is dat wij die gemeenschap worden waarin dat eerste gebod van Christus uitgevoerd wordt.
Jezus zegt in zijn afscheidsrede: “hieraan zal men herkennen dat gij mijn leerlingen zijt: dat gij de liefde onder elkaar bewaart”. De naastenliefde is ons antwoord op Gods liefde voor ons. Ons pastoraal beleidsplan kreeg de titel: “Gods liefde voor allen”.
De kerk is er om het Koninkrijk Gods naderbij te brengen. Het Koninkrijk Gods is overal waar mensen God en elkaar liefhebben. Dan komen de gerechtigheid en de vrede en de primaire levensvoorwaarden voor alle mensen ter wereld vanzelf.
Laten we bidden dat God, die dit goede werk met ons begonnen is, het ook zal voltooien.