.

PREEK 22E ZONDAG JAAR C 2013 Rodenrijs, Bergschenhoek en Bleiswijk

Op de vliegvelden waar ik in de vakantie was waren overal VIP-ruimten en voorzieningen. Vips hoefden niet een half uur in de rij te staan voor het inchecken of de douanecontrole.

Met dure auto’s werden zij tot aan de vliegtuigtrap gereden of naar een privévliegtuigje.

Het zette mij aan het denken over het leven: wie is belangrijk? Waarom onderscheid? Hoe wordt je een VIP? Waaraan of aan wie heb je dat te danken? Aan jezelf?

Gelukkig ken ik zakenmensen die wel eerste klas vliegen, maar toch zeer edelmoedige en bescheiden mensen zijn gebleven. Die zich er niet op voorstaan dat ze een belangrijke functie hebben. Die ook nog zonder bezwaar met familie of jongeren bij de Mc. Donald gaan eten. Mensen die naast hun goedbetaalde baan vrijwilligerswerk doen in een hospice of voor daklozen en asielzoekers. Vanuit het evangelie van vandaag zijn zij nederig gebleven.

 

Bescheidenheid. Daarover gaan de lezingen van vandaag.

Confucius zei het al: Nederigheid is de grondslag van alle deugden. Mijn professor in de moraaltheologie vertelde zijn studenten altijd dat bescheidenheid de grootste deugd is. Daarna klopte hij zichzelf op de borst en grapte daarbij : “Ik ben blij dat ik ‘m heb”.

 

En we kennen nog wel het liedje van Peter Blanker, waarin hij zingt:

’t Is moeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als ik. Zo stoer, zo charmant en zo aardig, dat zie je in één ogenblik. Ik denk als ik kijk in de spiegel, daar staat een geweldige vent. ’t Is moeilijk bescheiden te blijven, voor een kerel met zoveel talent.

 

Bescheidenheid is niet zo’n eenvoudige zaak. Van nature vinden we onszelf heel belangrijk, onze eigen gedachten de beste, onze daden vanzelfsprekend goed, ons werk uiterst belangrijk. Van nature. Marie von Ebner-Eschenbach schreef het gezegde: “Zelfs de meest bescheiden mens heeft een hoger dunk van zichzelf dan zijn beste vriend van hem heeft.” Daar is op zich ook niets verkeerds aan. Dat heb ik net zo goed als u. Ieder mens mag en moet een gezond zelfrespect hebben, een gevoel van eigenwaarde. Dat is ook noodzakelijk om je voor anderen in te kunnen zetten.

 

Iemand die zichzelf een nul vindt, een mislukt mens, een kluns, die niets kan en nergens goed voor is, zo iemand kan, denk ik, zichzelf ook niet aan anderen geven.

 

Maar juist als we een gezond zelfbewustzijn hebben, als we onze talenten ontdekt en ontwikkeld hebben en een rol van betekenis spelen in maatschappij of gezin, juist dan komt Jezus tot ons met zijn waarschuwing om bescheiden te blijven. Want hoogmoed komt ten val. Arrogantie stoot mensen af en wie hoog staat kan diep vallen. Denk maar aan Berlusconi.

 

Jezus wil niet alleen arme, misdeelde en mislukte mensen redden, hij wil ook rijke en belangrijke mensen behoeden voor de ondergang. Want Hij houdt van iedereen.

 

Laten we nog eens naar het evangelie kijken. Jezus is op bezoek bij één van de voornaamste Farizeeën. Er zijn nog veel andere genodigden. Die pikten de beste plaatsen in. Jezus spreekt hen aan en tikt hen op de vingers. Bovendien zegt Hij tegen de gastheer dat hij beter arme onbelangrijke mensen kan uitnodigen. Dat zal de stemming niet verhoogd hebben. Zowel de gastheer als de gasten zullen wel geïrriteerd geraakt zijn. De maaltijd zal wel met de nodige spanning verlopen zijn. Of die farizese gastheer later op Jezus woorden ingegaan is, vermeldt het evangelie verder niet.

Dat is ook niet zo van belang want het gaat in het evangelie niet om een spannend sensationeel verhaal. Over de hoofden van zijn tijdgenoten heen spreekt Jezus tot ons.

 

De motivatie om nederig te blijven is dat we al onze talenten en kansen maar gekregen hebben en geen eigen verdiensten zijn. God heeft ons geschapen met alle mogelijkheden tot ontwikkeling die we bezitten.

En misschien zijn we erg bevoorrecht ten opzichte van anderen die het minder ver gebracht hebben. Misschien werden wij toevallig in een welvarend land geboren waar goed onderwijs voor iedereen is. Misschien werden wij geboren uit ontwikkelde ouders of kregen wij via studiebeurzen de kans om verder te studeren. Misschien werden wij met een goed verstand geboren. Misschien konden wij de zaak van onze voorouders overnemen die al een goede naam had. Wat zou er van ons terecht gekomen zijn als wij in Soedan of Cambodja geboren waren uit straatarme ouders en opgegroeid waren in een vluchtelingenkamp?

Dat elk voorrecht ons zomaar gegeven is, is de reden om maar bescheiden te blijven.

 

Elk talent, elk voorrecht brengt ook een verantwoordelijkheid met zich mee. Tegenover elk voorrecht staat de plicht om ons dienstbaar te maken aan anderen aan die mensen die door hun geboorte en levensomstandigheden zich niet hebben kunnen ontwikkelen en geen belangrijke rol in de maatschappij kunnen spelen. Zo komt er een zeker evenwicht, een zekere rechtvaardigheid tot stand onder de mensen. Daarom heb ik op de uitnodigingskaart voor mijn diakenwijding de tekst laten zetten van Lukas 12,48:Van iemand aan wie veel gegeven is, zal ook veel gevraagd worden; als iemand veel is toevertrouwd, zal men des te meer van hem eisen.

 

Ik heb zelf altijd goed kunnen leren, ben handig, gezond en heb voldoende sociale vaardigheden verworven om me te kunnen handhaven in deze maatschappij.

Maar ik heb ook altijd beseft dat ik dat maar gekregen heb en dat gezondheid en goed verstand heel kwetsbaar zijn en van de ene op de andere dag kunnen wegvallen. Ook dat is een reden om bescheiden te blijven.

 

Ik wil besluiten met een uitspraak van La Rochefoucauld: “De nederigheid is het altaar waarop God wil dat men Hem offeranden brengt.”