.

Jezus zoekt helpers

PREEK 5E ZONDAG DOOR HET JAAR C 2016 Pijnacker Bergschenhoek Berkel
thema’s : Jezus zoekt helpers / Vertrouwen
Beste tieners en volwassenen,
Kent u de film Intouchables? Miljonair Philippe is aan een rolstoel gekluisterd. Hij is verlamd van zijn nek tot zijn tenen. In hartje Parijs woont hij in een kast van een huis. Hij heeft een persoonlijk verzorger nodig en laat daarom vele sollicitanten bij zich komen. Ze komen allemaal met diploma’s, c-v’s , goede referenties en verhalen over deskundigheid en ervaring. Philippe wijst ze allemaal af. Dan komt Driss, een jonge Senegalees. Driss woont daar ver vandaan, in een van de grimmige voorsteden van Parijs. Verdient de jonge Senegalees zijn geld niet met schimmige zaakjes, dan trekt hij wel een uitkering. Maar wie bijstand wil, moet solliciteren. Driss komt de kamer binnen, vraagt brutaal om een handtekening onder een bewijs dat hij zijn sollicitatieplicht gedaan heeft en wil zo snel mogelijk weer weg. Maar tot zijn verbijstering wijst Philippe hem niet af maar neemt hij de man in dienst.
Waarom neemt Philippe juist die ongemotiveerde en onervaren Driss aan? Omdat al die andere sollicitanten op Philippe neerkeken en hem zagen als een patiënt, een hulpbehoevende, zielige man. Driss was door zijn brutaliteit iemand die Philippe recht in de ogen kon kijken en met wie hij als gelijkwaardige medemens in discussie kon gaan. Tussen Philippe en Driss kon een vertrouwensband groeien.
Ik ben vrijdagmiddag in de Pauluskerk bij een oecumenisch symposium geweest over het mensbeeld in de zorg.
In de huidige zorginstellingen wordt volgens één van de sprekers enorm geworsteld met de betiteling van de patiënt. Het woord patiënt komt uit de tijd dat de zieke of zorgbehoevende betutteld werd. In ziekenhuizen en bejaardenhuizen, in zorginstellingen werd alles voor hen geregeld en had de patiënt weinig te zeggen.
Nu heeft men het woord ‘cliënt’ ingevoerd. Dit is echter weer een zeer zakelijke aanduiding die impliceert dat de zorgbehoevende tegen betaling alle behandelingen kan krijgen die nodig zijn. De overheid en zorgverzekeringen betalen die behandelingen voor zover het budget het toelaat. Maar bij deze benadering, bij dit mensbeeld, wordt voorbijgegaan aan het belangrijkste: dat de zieke of zorgbehoevende niet alleen consument is die behoefte heeft aan bepaalde medicijnen of medische handelingen, maar ook een mens is met een ziel die in nood is en worstelt met levensvragen, met zingevingsvragen die onlosmakelijk verbonden zijn met ziekte, psychische problemen en aftakeling.
De dominee die hierover sprak pleitte voor het woord ‘gast’. Dat woord drukt uit dat de zieke of hulpbehoevende een volwaardig mens is, met wie overlegd wordt welke behadelingen nodig zijn voor zijn gezondheid, wat zijn wensen en verlangens zijn, een gesprek waarin zijn levenssituatie en sociaal netwerk betrokken wordt, maar die als gast zich ook moet schikken naar de mogelijkheden en regels van de zorginstelling waar hij opgenomen wordt.
In die visie past natuurlijk helemaal de naam Sint Franciscus Gasthuis met het zorghotel. Ik hoop dat die namen dan ook niet verloren gaan door de fusies die overal plaatsvinden.
Een zieke is niet zielig, maar een mens met een ziekte en een ziel. Die twee werken wel op elkaar in: het lichamelijk en geestelijk welzijn. Daarom heeft een mens met een ziekte of handicap of psychische problemen helpers nodig die niet boven hem staan, maar naast hem staan. De mens met een ziekte of probleem heeft medemensen nodig die met hun deskundigheid of levenservaringen helpen het leven weer op de rails te krijgen en de gezondheid weer te herwinnen of te leren met een gebrek, handicap, aftakelings- of stervensproces om te gaan.

Wat voor een zieke geldt, geldt voor iedere mens, ook de gezonde. We hebben allemaal medemensen nodig om te kunnen leven. Voor onze kennis hebben we leraren en schrijvers nodig. Voor onze kleding hebben we kleermakers nodig. Voor ons eten hebben we boeren en tuinders nodig. Voor onze mobiliteit hebben we automonteurs nodig, chauffeurs, machinisten, stratenmakers. Voor onze communicatie en verlichting hebben we technici nodig. Niemand kan bestaan zonder medemensen. En natuurlijk betalen we voor van alles en nog wat. En liefst zo goedkoop mogelijk. Maar ik ga toch liever naar een winkel of een reparateur waar ik vriendelijk en geduldig te woord gestaan wordt dan naar een zaak waar ik als een nummer behandeld word of afgesnauwd word. Ook hier speelt vertrouwen een doorslaggevende rol.
Zelfs Jezus had, hoewel Hij Gods Zoon was, helpers nodig. Helpers om zijn boodschap te verkondigen. Mijn huisgenoot vertelt graag het verhaaltje dat iemand op een muur geschreven had: “Jezus redt”. Een dag later had een ander er bij geschreven: “het niet”, zodat er stond: “Jezus redt het niet”. Weer een dag later had een derde er bij geschreven: “alleen”. Toen stond er dus: “Jezus redt het niet alleen”. Jezus heeft onze hulp nodig om zijn Rijk van vrede en gerechtigheid hier op aarde te vestigen. Wij zijn Gods medewerkers, Gods helpers. God vertrouwt op ons. En dat vertrouwen mogen wij niet beschamen.
In de bijbel kom ik nog een tekst tegen die spreek over een helper: de afscheidstoespraak van Jezus op het Laatste Avondmaal. Jezus zegt dan: “De Helper die de Vader jullie in mijn naam zal zenden, zijn heilige Geest, zal jullie verder in alles onderrichten: Hij zal jullie alles laten begrijpen wat Ik jullie gezegd heb.”
God helpt ons als we in nood zijn. Daar mogen we op vertrouwen. Ik vroeg laatst op een oecumenische gespreksavond over de Heilige Geest hoe, wanneer, in welke situaties men wel eens de heilige Geest ervaren had. Vrijwel iedereen vertelde over moeilijke situaties waarin plotseling en onverwacht een medemens kwam die hulp bood, troost gaf of het lijden deelde.
God komt ons te hulp door mensen die Hij op het goede moment zendt. Mensen die naast je komen staan of zitten. Mensen die je kunt vertrouwen.
Nood leert bidden. Maar ik zeg altijd: God is niet enkel een wegenwacht die komt als we in nood zijn. God is ook onze baas. Onze werkgever. We zijn allemaal zijn medewerkers, zijn helpers. Wij mogen vertrouwen op God, maar God vertrouwt ook op ons. Dat vertrouwen mogen we niet beschamen.
Kijken we nog eenmaal naar het evangelie: de apostelen waren in nood. Ze hadden de hele nacht niets gevangen. Jezus komt te hulp en hun netten komen vol. Maar dan draait Jezus de rollen om: nu moeten Petrus, Jacobus en Johannes Hem gaan helpen.
Petrus voelt zich daar niet geschikt voor, voelt zich net als Jesaja heel klein en zondig, acht zichzelf daartoe niet in staat omdat hij zich bewust is van zijn menselijke gebreken. Maar juist daarom wil Jezus hem als helper hebben. Want hij moet niet op eigen kracht mensen gaan vangen, maar vertrouwend op Gods hulp.
Tegenover Jezus kunnen we ons klein voelen, maar als we vertrouwen in God hebben komt het wel goed.
Familiezondag:
Dat wil ik speciaal tot de tieners zeggen: jullie zijn je aan het ontwikkelen, je talenten, je verstand. Jullie zijn je aan het voorbereiden op een plaats in de maatschappij, op een leuke baan en goede relaties. Als dat goed gaat, wees dan een goede helper voor anderen en besef dat God je jouw talenten gegeven heeft om ze in dienst te stellen van een goede samenleving die we ook het Rijks Gods kunnen noemen.
Als het eens moeilijk is, vertrouw dan op Gods hulp.
En tenslotte: God heeft ook in deze tijd apostelen nodig. Als je in je hart de stem van God hoort die vraagt: “Wie zal ik zenden?”, antwoordt dan: “Hier ben ik, zendt mij”.