.

Hier ben ik.

PREEK 3e zondag veertigdagentijd 2022 Thema: Hier ben ik.

 

LEZINGEN: Exodus 3,1-15 en Lucas 13,1-9

We hebben allemaal een roepnaam gekregen bij onze geboorte:

(Waddinxveen: communicantjes hebben zich net met die naam voorgesteld.)

Tekstje uit doopviering:

Een naam is één van de kostbaarste dingen,

het leert je dat je iemand bent, anders dan alle anderen.

Het is de naam om je in slaap te wiegen,

om je wakker te maken,

om je te laten spelen, om je te laten lachen, maar ook:

om je in het spoor te houden, om je terug te roepen als

je dreigt te verdwalen; een naam om geliefkoosd te worden

Door iemand die van je houdt, nu of later.

De ouders noemen nu de doopnamen van hun kind.

Voortaan zijn jullie geen onbekenden meer.

Moge jullie met deze naam

een plaats tussen de mensen krijgen.

Moge jullie naam steeds met genegenheid en liefde

worden uitgesproken.

Ook God zal jullie voortaan met die naam aanspreken.

Jullie namen staan geschreven in de palm van Gods hand.

Eerste lezing: God roept: “Mozes” (Dit verhaal staat ook in het Eerste communieproject)

Aan Mozes openbaart God zijn naam. Die naam is Jahweh, een Hebreeuws woord dat moeilijk te vertalen is. Het betekent zoiets van: de Wezer, Hij die er altijd is, die er altijd was en er altijd zal zijn. Moderne exegeten vertalen het ook wel met de zin: “Ik zal er zijn voor jou”.

Wie de tekst van de eerste lezing goed leest ontdekt dan ook een woordspeling. Als God Mozes roept dan antwoord hij: “Hier ben ik”. Hij gebruikt als het ware Gods naam voor zichzelf. Hij meldt zich met de bereidheid in Gods naam te leven, in Gods dienst te treden.

Die woorden “Hier ben ik” zijn daarom ook overgenomen in de liturgie voor de priesterwijding. De bisschop roept de kandidaat bij zijn naam en de wijdeling gaat dan naar de bisschop toe en zegt: “Ja, hier ben ik”. Toen ik gewijd werd vond ik dat maar een stomme opmerking, omdat ik toen nog niet wist waar die opmerking vandaan kwam.

“Ja, hier ben ik”. Die woorden zouden ons eigenlijk dagelijks voortdurend vóór op de lippen moeten liggen: steeds als mensen een beroep op ons doen, als mensen ons naar ons geloof vragen of als we voor moeilijke keuzen staan. “Ja, hier ben ik, God, ik wil leven in uw naam, ik wil er zijn voor U, zoals U er altijd bent voor ons”. Leven in Gods naam betekent dus: er altijd zijn voor de ander.

Je mag er zijn: geliefd door God. Zijn zoals God je gewild heeft, niet zoals een ander je zou willen zien. Jezelf zijn. Geen toneel spelen. Je niet groter voordoen dan je bent, maar ook niet kleiner. Geen minachting voor jezelf. Geen minderwaardigheidsgevoel. Niet meer en niet minder dan anderen.

Zeg het nu maar eens tegen jezelf: noem in stilte je naam en zeg tegen jezelf: “je mag er zijn. Hier en nu. God houdt van jou.”  stilte

Voelt u zich niet nuttig of mislukt? werkeloos, oud, gescheiden?:

Dat gevoel geeft de maatschappij of een ander jou. Maar God schrijft je niet af.

Evangelie: ook ziekte of ongeluk zijn geen straf van God. God schrijft mensen niet af.

Maar Hij verwacht wel wat van ons: geloof, hoop en liefde uitstralen. Dat zijn de vruchten die Hij wil zien.

God heeft zelfs geduld met ons: na 3 jaar zonder vruchten krijgt de vijgenboom nog een kans: de wijngaardenier mag de grond omspitten en er mest op brengen.

Die wijngaardenier kun je vergelijken met de kerk: die houdt vieringen van Barmhartigheid om mensen de kans te geven zich te bekeren en hun leven te vernieuwen.

De paus heeft eens grote zondaars, criminelen, misdadigers, terroristen opgeroepen zich te bekeren. Maar op bezoek in een gevangenis in Mexico heeft hij tot de gevangenen gezegd: “Er is niet veel verschil tussen jullie en mij. Alleen jullie hebben de pech gehad dat jullie gepakt zijn. Maar ik had hier net zo goed kunnen zitten.”.

Ook de kerk schrijft geen mensen af. De kerk hoopt altijd op inkeer en omkeer van ons als we vastgelopen zijn.

Wat een geluk om dat te weten. Wat een geluk om dat te horen. Wat een geluk om als kind van God gedoopt te zijn. Wat een geluk dat God ons bij name geroepen heeft. Wat een geluk om bij zo’n kerk te mogen horen.