.

Gods liefde delen om te vermenigvuldigen

Gods liefde delen om te vermenigvuldigen

INLEIDING

Pak van de yoghurt: helemaal volgezet met informatie over de herkomst van de melk om ons te overtuigen van de duurzame productie
.
Vakantie: misschien wel eens doorgebracht op het platteland: melk en eieren halen bij de boer: van die lekkere romige melk, nog warm van de koe. En de kip die je krijgt heb je de vorige dag nog zien scharrelen. Zelf bramen plukken. Dicht bij de natuur. Leven bij de bron.

Zo zouden we geestelijk ook dicht bij God moeten leven. Hij is de bron van het leven.
Maar helaas, we leven niet meer in het paradijs. En Jezus leeft niet meer als mens onder ons. Maar de meest directe lijn naar God toe is de kerk.

Hier krijgen we gratis en voor niets zijn gaven: de goede Geest, zijn liefde, zijn vriendschap, zijn vrede. De kerk betrekt haar producten rechtstreeks van de fabrikant.

PREEK

Wat mij wel eens ontroert, dat is de inzet van kinderen voor een goed doel.
Bijvoorbeeld een sponsorloop. Natuurlijk gaat het initiatief van ouderen uit. Soms weten de kinderen maar half waar het geld voor bestemd is. Maar ze geven zich helemaal. Ze lopen zich helemaal uit de naad om toch maar zoveel mogelijk geld binnen te halen.

Kinderen zelf hebben nog niet veel te geven.
Maar vaak zien we dat de opbrengst van de kinderen door ouders, door de school, door een bedrijf of door de regering verdubbeld wordt.
Zelfs bij acties voor een goed doel door volwassenen wordt dat wel eens gedaan. Zo ontstaat er een soort wonderbare broodvermenigvuldiging.

Veel meer dan over geld, voedsel of materiele zaken gaat het vandaag over menselijke goedheid. Goedheid vermenigvuldigt zich.
Een simpel voorbeeld: wie een vriendelijk woord tegen een ander zegt, brengt die ander in een goede stemming. Daardoor zal de ander ook weer sneller en makkelijker een goed woord over hebben of een dienst bewijzen aan een medemens. Zo vermenigvuldigt goedheid zich.
God vermenigvuldigt onze menselijke goedheid.

Moeder Teresa heeft eens gezegd: “Wij kunnen geen grote dingen doen. Maar wel kleine dingen met grote liefde. Het gaat er niet om hoeveel wij doen, maar hoeveel liefde wij leggen in wat wij doen.”
Ze geeft er een voorbeeld bij van een klein Hindoe-kind, een jongetje van vier jaar. Eens had Moeder Teresa opeens geen suiker meer voor de kinderen die zij opving. Dat kleine hindoe-kind hoorde ervan. Hij rende naar huis en vertelde zijn ouders: “Ik wil drie dagen geen suiker eten. Ik wil mijn suiker geven aan Moeder Teresa.” Hoeveel suiker kan een kind van vier jaar eten? Een klein bekertje. Maar dat kind beminde werkelijk met een grote liefde.

Als kerk voelen we ons tegenwoordig vaak machteloos tegenover de grote wereldproblemen. We halen uit het evangelie wat kennis over goede menselijke verhoudingen en laten ons daardoor graag inspireren. We verzorgen onze liturgie en we doen wat voor zieken en bejaarden. Maar we hebben de wereld veel meer te bieden.

Het brood dat de mensen het meeste nodig hebben, de drank die de diepste dorst van mensen lest, is het geloof in Gods liefde. Dat moeten wij de wereld voorzetten. Dat moeten we uitdelen. “Geeft gij hun maar te eten” zegt Jezus tegen zijn apostelen. “Geven jullie de mensen het geloof in mijn liefde” zegt Jezus tegen ons.

Ook al is ons geloof klein, onzeker en wankel, we moeten er toch van uitdelen. Ervan getuigen. En het zal zich vanzelf vermenigvuldigen.

Het beste, het enige en het meest noodzakelijke dat wij de wereld kunnen geven is de boodschap van Gods liefde.
Voor mensen in nood is dat een licht, voor mensen die mislukt zijn een nieuwe kans, voor mensen die aan de kant gezet zijn een nieuwe vriendschap, voor mensen die op sterven liggen het enige uitzicht.

Gods liefde uitdelen: zonder te berekenen wat het ons kost, zonder angst, zonder maat. We hoeven er niet zuinig mee te zijn zoals met het aardse water. We hoeven niets van onszelf uit te delen maar van Christus. Hij geeft ons zijn liefde, en die moeten wij doorgeven. Dus moeten we voor alles en in alles Gods liefde op het spoor komen en, met Gods zegen die elke week aan het eind van de mis uitgesproken wordt, gaan uitdelen.

En dan ga ik nog een stap verder. Geldt het principe van de broodvermenigvuldiging ook niet voor de groei van de kerk? We zijn geneigd naar de grote aantallen kerkbezoekers van vroeger te kijken. We vergelijken het kerkelijke leven steeds met vroeger. Zou het niet beter zijn te kijken hoe echt en oprecht het leven van de gelovigen nu is? Begon Jezus zijn kerk ook niet met een 11-tal oprechte apostelen? Vanuit dat kleine begin is de wereldkerk gegroeid. Hun geloof heeft zich vermenigvuldigd.

Ik denk dan ook steeds maar: als er hier in Lansingerland maar tenminste een 11-tal echte bezielde christenen te vinden zijn, dan heeft de kerk toekomst. En die zijn er zeker. Zowel in de gezinnen, onder de kerkgangers als in de kerkelijke vrijwilligersgeledingen zijn die te vinden.

De vraag die ieder zich zou moeten stellen is echter: “Hoor ik daar ook bij? Kan God op mij rekenen? Ben ik bereid alles te geven wat ik heb, voor God en zijn kerk? Ben ik zoals die leerlingen van Jezus die hun eigen voedsel gaven, hun vijf broden en twee vissen?”