.

Archief Preken C-jaar

PREEK CHRISTUS KONING JAAR C       Pijnacker en Huize Petrus

 

INLEIDING:

 

Er is een kinderliedje waarvan men mij eens heeft verteld dat het een religieuze betekenis heeft:

“Witte zwanen, zwarte zwanen, wie gaat er mee naar Engelland varen. Engelland is gesloten, de sleutel is gebroken. Is er geen ene timmerman die de sleutel maken kan? Laat doorgaan, laat doorgaan, de achterste moet voorgaan.”

Witte en zwarte zwanen duidt op alle mensen van alle rassen, blank en zwart. Engeland is het land van de engelen, het hemels paradijs. Het paradijs is gesloten en de sleutel gebroken door de zondeval. Is er geen ene timmerman die de sleutel maken kan? Ja, Jezus, De achterste moet voorgaan. Jezus was de achterste, minste, een slaaf, een gekruisigde. Hij ging ons voor naar het paradijs.

Hij heeft de sleutel tot het paradijs gemaakt en aan ons gegeven.

 

INLEIDNG OP DE LEZINGEN

 

Het joodse volk bestond uit 12 stammen. Om daar een beetje eenheid in te brengen wilden ze één sterke koning over alle stammen. De stam Juda had David al tot koning verheven. David zetelde in het zuiden, in Hebron. De noordelijke stammen van Israël gaan daar naar toe om David te vragen over alle stammen koning te worden.

 

PREEK

 

Burgers van Gods koninkrijk,

 

Op tv zien we wel eens spectaculaire reddingen: mensen die na een scheepsramp uit zee worden opgevist, mensen die na aardbevingen na 30 dagen onder het puin vandaan gehaald worden of na een paar maanden uit een kolenmijn, etcetera. Er zijn tegenwoordig traumateams die met een helikopter overgevlogen worden, anti-terreurcommando’s die gijzelaars bevrijden, reddingsbrigades aan het strand met supersnelle boten etcetera. Gelukkig zijn dat allemaal dingen waar we niet dagelijks mee te maken krijgen. Met een beetje geluk komen we zonder rampen of ernstige ongelukken door het leven.

 

Voor de meesten van ons geldt toch wel dat we lekker in ons vel zitten, veilig wonen, niet van de honger omkomen, niet onderdrukt worden; we hebben wat goede vrienden, we hebben een vast inkomen, we kennen onze omgeving, we hebben een goed verstand, we hebben een goede opleiding gehad en we spreken verschillende talen. We redden ons wel. “Ik red me wel”, hoor je dan ook vaak zeggen. “Ik red me wel”. Als we eens bij die woorden stil staan, dan beseffen we opeens hoe bevoorrecht we zijn. We kunnen voor onszelf zorgen. We hebben geen ander nodig om in leven te blijven. We zijn van niemand afhankelijk. We redden ons wel. Zo op het eerste gezicht tenminste.

 

We zitten niet in nood. We hoeven niet gered te worden. In de tweede wereldoorlog was dat anders. Toen waren we in nood. En tijdens de watersnoodramp van 1953. Maar dat is allemaal al weer lang geleden. Mensen onder de 50 kennen geen grootschalige levensbedreigende leefomstandigheden. Niemand zit op een redder te wachten. Zo lijkt het tenminste.

 

Maar waarom plegen er zoveel mensen zelfmoord in onze samenleving? Waarom moeten er alsmaar gevangenissen bijgebouwd worden in Nederland? Waardoor zijn er onder de 3egeneratie Marokkaanse jongeren een groot aantal probleemgevallen? Waarom moet er bij een Haagse middelbare school politiebewaking zijn als de school uitgaat? Waarom lopen in de grote steden de helft van de jongeren met een mes op zak?  Is er misschien toch iets mis in onze samenleving? Is er dan misschien toch een redder nodig? Een sterke koning?

De grootste oorzaak van het ziekteverzuim op het werk is stress en spanningen. In de psychiatrie zijn er lange wachtlijsten. Hoe komt dat?

Zou het niet komen doordat onze maatschappij steeds individualistischer en zakelijker wordt? Winkels moeten op zondag open want kopen moet altijd kunnen. Maar ondertussen worden mensen uit elkaar gedreven. Ouders zien hun kinderen steeds minder. Stadsbewoners kennen hun buren niet meer. Niemand heeft nog tijd voor een ander. Relaties worden steeds korter en vrijer. Daarmee verdwijnt de naastenliefde uit onze samenleving.

 

En dat is nu juist waar ieder mens zo’n behoefte aan heeft: bemind te worden, gezien, gerespecteerd en gewaardeerd. Ieder mens wil graag iets betekenen voor de ander. Bemind worden is geestelijk onderdak zijn. Bij iemand terecht kunnen, aan iemand je verhaal kwijt kunnen, je emoties, je vreugde en verdriet. Als je bemind wordt, dan weet je dat je de moeite waard bent. Dan weet je dat je niet voor niets leeft. Dan heeft het leven zin. Wat een geluk als er mensen zijn die van je houden: een man of vrouw, een vader of moeder, een vriend of vriendin, een kind. Wat een ramp als die mensen er niet zijn: als niemand jouw nodig heeft, als niemand jou belangrijk vindt, als iedereen jou kan missen. Moeder Teresa heeft het zo vaak gezegd: “De ergste ziekte van onze westerse samenleving is dat er zoveel mensen ongewenst zijn. Niet bemind worden, dat is het ergste wat je kan overkomen”.

 

En daarom heeft deze maatschappij een redder nodig. Die redder is Jezus.

Jezus geeft ons de sleutel van het paradijs. Hij getuigde in zijn leven van Gods liefde voor iedere mens. Hij zocht eenzamen op, uitgestotenen, geminachten, hopelozen, publieke zondaars, besmettelijke zieken, vreemdelingen, demente bejaarden, gehandicapten.

Als de kerk, dus wij, want wij zijn de kerk, het in de toekomst voor deze mensen op durven te nemen, dan kan de kerk weer wat betekenen in deze maatschappij.

De zusters van Moeder Teresa zijn een mooi voorbeeld: ze leven heel heilig en vroom, maar ze ontvangen wel dagelijks de uitgestotenen, de zwervers, de buitenlanders, de verslaafden, prostituées.

 

Er is Iemand is die ons altijd bemint. Hij redt ons van een zinloos leven. Hij redt ons uit een liefdeloze, harde, zakelijke, individualistische, onmenselijke maatschappij. Want God kan ieder van ons gebruiken om zelf redder te zijn voor anderen. Wie bemint, zal bemind worden.

 

Jezus is die sterke koning. Geen koning die met militair ingrijpen redding brengt. Dat zien we aan het gebeuren aan het kruis. De soldaten spotten: “Als Gij de koning der Joden zijt, red dan Uzelf.” De ene misdadiger naast Hem zegt: ”Zijt Gij niet de Redder? Red dan uzelf en ons”.

Maar Jezus redt niet van aardse ondergang en dood. Maar als de andere misdadiger vraagt: “Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen bent”, dan antwoordt Jezus: “Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”.

 

Daarbij heeft Jezus zeker het andere leven bedoeld. Maar dat paradijs kan hier al zijn.

Pilatus vroeg Jezus vlak voor de kruisiging: “Zijt Gij de koning der Joden?” En Jezus antwoordt: Ja, koning ben ik. Maar mijn koninkrijk is niet van deze wereld”. Toch kan dit koninkrijk dit paradijs al op aarde beginnen. Op het laatste avondmaal bidt Jezus voor zijn leerlingen: “Vader, Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor het kwaad. Zij zijn niet van de wereld zoals Ik niet van de wereld ben”….”Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld”. Johannes 17,15-17 Niet van de wereld, wel in de wereld.

 

De sleutel tot het paradijs is het kruis. De bereidheid af te zien van wereldse dingen zoals bezit en macht. De bereidheid het lijden van medemensen te delen. De bereidheid je op te offeren voor anderen. Zo redt God ons uit een zinloos bestaan.

 

Tegen jonge mensen die het leven moe zijn, die de zin van het leven niet meer zien, die zich minderwaardig voelen of geen zelfrespect hebben, zeg ik altijd: ga wat doen voor anderen. Ga helpen bij bejaarden. Ga werken in een ontwikkelingsland. Als het leven voor jezelf geen waarde meer heeft, offer het dan op voor anderen. Door dienstbaarheid zul je weer gewaardeerd en bemind gaan worden. En je zult God vinden. Je zult opnieuw vreugde vinden in het leven. Vergeet jezelf, neem het kruis van anderen over en je zult je eigen kruis kwijtraken. Het kruis van de zelfopoffering is de sleutel tot het paradijs.

 


 

PREEK VAN DE WEEK       33e  ZONDAG  JAAR C  2010  Bleiswijk Bergschenhoek

 

                           EERSTE LEZING:  2 Tess.3,7-12               EVANGELIE: Lucas 21,5-19

THEMA: Blijf geloven in vrijheid en verantwoordelijkheid.

 

INLEIDING OP EERSTE LEZING:

 

Sektes die het einde van de wereld verwachten, willen niet meer werken. Ook in Tessalonica in de tijd van Paulus waren er  vele mensen die een spoedig einde van de wereld verwachtten. Daarom schrijft Paulus daar over in zijn 2e brief  aan Tessalonica.

 

PREEK

 

DE MAN DIE BERGEN VERZETTE, een chinese fabel.

 

Lang geleden, leefde er een oude boer die Joe heette.

Hij had vele kinderen en kleinkinderen. Zij werkten allen van de vroege ochtend tot de late avond op het land van een rijke landheer.

 

Maar de oude boer Joe, was niet gelukkig .

Hij wilde wel hard werken maar dan op zijn eigen land en niet voor een baas.

Hij dacht aan de grond, van zijn vader aan de voet van de bergen ver weg in het Noorden.

Hij besprak zijn wens in zijn familie en zij besloten erheen te gaan.

 

Zij liepen vele dagen, weken en maanden. Eindelijk kwamen zij bij de bergen aan en vonden hun eigen stuk land… mooi land….vruchtbaar land. Maar er groeide weinig, want het land lag in de schaduw. De zon bleef verborgen achter een hoge berg.

 

Maar Joe was een wijs man en zei: “In mijn lange leven heb ik vele stenen de berg af zien rollen, maar geen enkele rolde de berg op. Kom, mijn zonen en kleinzonen, aan het werk we breken de berg af.”

 

Dag na dag, week na week, gingen ze de berg op en hakten stenen los en rolden ze naar beneden. De buren lachten en zeiden: “Mensen kunnen geen bergen verzetten.” Maar Joe antwoordde: “Wat een mens niet alleen kan, kunnen veel mensen tezamen wel. Wat niet in één jaar kan, kan wel in honderd jaar. Ik zal die bergen niet zien verdwijnen, maar mijn kinderen en  of mijn kleinkinderen, of  anders mijn achterkleinkinderen wel”

 

De zomer ging voorbij en het werd herfst. De herfst werd winter. En de mannen werkten door.

Toen zag God het grote vertrouwen van deze mensen, en zond twee engelen die de berg  wegdroegen.

 

En de volgende morgen -voor het eerst –scheen de zon en verwarmde het land van Joe. En aan het einde van het seizoen had hij een mooie oogst

 

Een mooie spreuk zegt: het succes van geslaagden begint op het moment dat anderen de moed opgeven.

 

Blijf geloven: dat valt niet mee in een wereld waarin alles draait om eigen rechten, gemak, individualisme, consumptie en recreatie. Een wereld waarin men zegt: “Ach, dat is jou zorg toch niet, laten ze het zelf maar uitzoeken. Je moet aan jezelf denken. Straks ga je er zelf onderdoor. Laat anderen dat probleem maar oplossen. Er zijn toch professionele hulpverleners. Laat de overheid maar eens wat doen. Je kunt niet voor de hele wereld zorgen.”

 

Blijf geloven. Dat was de houding van Jezus, ook toen Hij zijn marteldood tegemoet ging. Dat hoorden wij vandaag in het evangelie: Jezus is aangekomen in Jeruzalem. En Hij weet dat hij daar zal sterven voor zijn idealen. Toch houdt Hij vol. Hij is met zijn leerlingen bij de prachtige tempel, waar 40 jaar lang aan gebouwd is. Denken we eens aan de prachtige kathedralen uit de middeleeuwen, waar meerdere generaties aan gebouwd hadden: de architecten en eerste bouwlieden hebben meestal de voltooiing van een kathedraal niet meer meegemaakt. Toch bleven ze geloven dat het kon en daarom begonnen ze maar.

 

Zo was er ook aan de tempel gebouwd. Maar Jezus zegt: “Geen steen zal op de andere blijven”. Gebouwen zijn maar tijdelijk. Eens storten ze in, branden ze af of worden ze gesloopt. In Jezus’ tijd zag men dat als teken van het einde der tijden. Vandaar dat deze bijbelteksten gelezen worden aan het eind van het kerkelijk jaar, vlak voor de advent.

Maar voor Jezus is dat niet het teken van het eind der tijden. Ook oorlogen, rampen, terroristen die Gods naam misbruiken en sekten die het eind der tijden voorspellen mogen ons niet van de wijs brengen. Het betekent nog niet het einde. Deze week heeft zich weer een sekte opgesloten in een grot in Amerika om het einde der tijden af te wachten. Jezus voorspelde het al met de woorden: “Velen zullen optreden in mijn naam en zij zullen zeggen: ‘Het ogenblik is nabij”. Loopt niet achter hen aan. Het einde volgt niet terstond.”

 

Dat geldt ook bij mensen die ons van ons geloof af proberen te brengen: mensen die wijzen op de ellende in de wereld, de ongelukken, het lijden, een doodgeboren kind, het seksueel misbruik door geestelijken en dan zeggen: “Hoe kun je nog geloven als God dat soort dingen toelaat?” Voor hen is dat alles geen teken van het eind der tijden, maar van het einde van hun geloof. Zij roepen ons of God ter verantwoording. Daar moeten we niet van schrikken. Blijf geloven. Het geeft ons gelegenheid van ons geloof te getuigen. En we hoeven ons van te voren geen zorgen te maken over wat we zullen zeggen, want Jezus zal ons zulke wijze woorden ingeven dat geen van de tegenstanders er iets tegen in kan brengen.

 

We moeten er niet van schrikken als mensen ons over ons geloof ondervragen. Vaak is het niet eens om ons aan te vallen, maar daagt iemand ons uit om van ons geloof te getuigen omdat hij zelf op zoek is naar waarheid en zingeving in zijn eigen leven.

We hoeven ook niet te proberen de ander te overtuigen van ons geloof. Geloof is iets persoonlijks. Geloof is ook iets van ons gevoel, net als de liefde. Je kunt dat niet altijd goed onder woorden brengen. Maar het is al genoeg ervan te getuigen dat we dat geloof hebben. Niet overtuigen maar eenvoudig getuigen. Een ander neemt je woorden mee, denkt er over na en zal misschien later tot geloof komen.

 

Het nieuwe kabinet heeft als wapenspreuk: “Vrijheid en verantwoordelijkheid”. Een juist verstaan van dat woord verantwoordelijkheid kan de gelovige en de afvallige weer bij elkaar brengen: ‘ver-antwoord-elijkheid’: daar zit het woord verantwoording in, verantwoording afleggen, antwoord geven aan iemand die je een opdracht heeft gegeven of iets heeft toevertrouwd en je dan rekenschap vraagt. Verantwoording afleggen over je doen en laten. Verantwoordelijkheid heb je gekregen van een ander, verantwoording leg je af tegenover een ander. Eigen verantwoordelijkheid wil dus zeggen dat je over je eigen daden zelf verantwoording moet afleggen tegenover iemand anders. Die ander is God. Hij heeft ons het leven en de aarde toevertrouwd.

Verantwoordelijk leven wil dus zeggen dat we niet God ter verantwoording roepen voor alles wat er misgaat in het leven, maar dat we onszelf afvragen of we er wat aan kunnen doen en misschien zelf tekortgeschoten zijn in preventie van het kwaad.

De verantwoording die God ons vraagt staat mooi verwoord in het volgende stukje, een gedachte van God uit gesproken:

Ik heb gehoord dat velen van jullie zitten te wachten op een wonder, een wonder dat ik, jullie God, de wereld zal redden.

Hoe zal ik redden zonder jullie handen? Hoe zal ik recht spreken zonder jullie stem? Hoe zal ik liefhebben zonder jullie hart?

Vanaf de zevende dag heb ik alles uit handen gegeven. Heel mijn schepping en mijn wondermacht. Niet jullie, maar Ik wacht nu op het wonder.

 

 

 

PREEK VAN DE WEEK     WILLIBRORDZONDAG  JAAR C Pijnacker Nootdorp 2010

 
LEZINGEN:                      EERSTE LEZING:  Hebreeën 13,7-9a.15
                                                      EVANGELIE: Mattheus 28: 16-20b

THEMA: leer …. leven

 

 

Zusters en broeders in het geloof,

 

Willibrord was de man die het christelijke geloof in Nederland heeft gebracht. In een tijd dat er nog maar één kerk was. Bijbelvertalingen waren er nog niet.Alleen maar handgeschreven bijbels in het latijn en grieks. Er waren geen catechismussen en geen belijdenisgeschriften. In landen die al eeuwen christelijk waren was er wel altijd discussie over de ware leer en werden dwaalleraren veroordeeld en verketterd.

Strijd om de leer is er altijd geweest. Petrus en Paulus hadden al een diepgaand meningsverschil over de noodzaak van de besnijdenis en de handhaving van de joodse wetten en voorschriften binnen het vroege christendom. Maar zij hebben het uitgesproken, elkaar gevonden en de eenheid bewaard.

 

Lang na Willibrord is de verdeeldheid ontstaan en de verschillende kerken in West-Europa. Daarom is het feest van Willibrord dat wij vandaag vieren een dag geworden om te bidden voor en na te denken over het herstel van de eenheid onder de christenen in Nederland.

 

In deze preek wil ik proberen mijn visie op oecumene uiteen te zetten. Na afloop of via een e-mail kunt u reageren als u een andere mening heeft.

 

Waar gaat het in wezen om in het christendom? Het gaat om een relatie met God via Jezus Christus.

De verrezen Christus sprak bij zijn Hemelvaart: “Maakt alle volkeren tot mijn leerlingen ….. en leert hen te onderhouden alles wat ik u bevolen heb. Ziet, ik ben met u alle dagen…”. Die laatste woorden van Christus zijn het belangrijkste: Hij is met ons. Christen-zijn is leven met Jezus die bij ons is. Waar twee of drie in zijn naam verenigd zijn is Hij in ons midden. Dat kan dus ook zijn met protestanten.

 

Jezus heeft geen kerk gesticht. Slechts eenmaal spreekt Hij over kerk: als Hij tot Petrus zegt volgens Mt.16,18: “Gij zijt Petrus en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen”. Jezus gaf dus behalve deze aanstelling van Petrus geen enkele aanwijzing over kerkelijke structuren, kerkelijke wetten, kerkelijke geschriften of kerkelijke ambten.

En de sacramenten? Daar gaf Hij wel aanwijzingen voor. Voor het ene sacrament duidelijker dan voor het andere. Voor het dopen heel duidelijk, dat hoorden we in het evangelie. Voor de eucharistie ook, toen Hij zei: “Blijft dit doen om Mij te gedenken”. Daarom hebben de protestantse kerken deze twee sacramenten ook. En ik las in het katholiek Nieuwsblad dat de Protestantse Kerk in Nederland ook een liturgieformulier heeft opgesteld voor een biecht. Een dominee heeft wel eens gekscherend tegen katholieken gezegd: “Schaffen jullie nog wat af? Dan kunnen wij het overnemen!” Zij hebben ooit heel veel overboord gegooid om zich te onderscheiden van de katholieken omdat er bij ons op bepaalde gebieden misbruiken bestonden.

 

Ik ga terug naar de uitspraak van Jezus: “Maakt alle volkeren tot mijn leerlingen ….. en leert hen te onderhouden alles wat ik u bevolen heb.” In die uitspraak komt het woord leerlingen en leren voor. Wat moeten wij leren om christen te zijn? En nu komt het waar het om gaat: Jezus heeft geen theoretische theologische leerstellingen opgeschreven. Hij gaf geen uitgewerkte christelijke leer. Hij heeft zelfs geen letter op papier gezet. Vaak horen en lezen wij in het evangelie dat Jezus onderweg zijn leerlingen en apostelen aan het onderrichten was. Maar wát Hij dan allemaal vertelde staat er meestal niet bij. Hij leerde hen geen theologie, maar Hij leerde hen léven. Hij leerde hen alles te onderhouden wat Hij ons bevolen heeft. En dat kan eigenlijk in één dubbelgebod samengevat worden: “Bemin God boven alles en de naaste als jezelf”. Dat was zijn hele leer. Dat geldt dus voor alle christenen en alle kerken van alle tijden.

 

Willibrord heeft dat evangelie in ons land gebracht. Willibrord bracht ons niet een bepaalde leer, maar een bepaald leven. We hoorden dat in de eerste lezing waarin gezegd werd: “Laat u niet van de wijs brengen door allerlei vreemde theorieën. Haalt u weer het leven van uw leiders voor de geest; neemt een voorbeeld aan hun geloof”.

 

Er is nu een nieuwe bijbelvertaling uit. God zij dank is dat een gezamenlijke uitgave van protestanten en katholieken. Maar welke bijbelvertaling je ook leest, de inhoud is toch hetzelfde. En die inhoud is geen leer maar bevat getuigenissen van leven met God.

 

De verschillen tussen de kerken bestaan hoofdzakelijk in verschillende structuren en verschillende opvattingen over God en de sacramenten. Om die verschillen te overbruggen moeten we weer terug naar het begin, naar de Bron, de oorsprong: het leven van Jezus.

 

En dat wil ik toepassen op de eucharistie: Jezus heeft het Laatste Avondmaal gevierd. Het brood genomen, gebroken en gezegd: “Neemt en eet hiervan, Gij allen, want dit is mijn Lichaam dat voor u gegeven wordt”, en “Neemt deze beker en drinkt hier allen uit, want dit is mijn Bloed…etc. Blijft dit doen om Mij te gedenken”. Dat heeft Hij gezegd. Meer niet. Hij heeft er geen uitleg bij gegeven, geen transsubstantiatieleer en geen beperkende clausules wie wel en niet mocht deelnemen. Als katholieken nemen wij die woorden van Jezus letterlijk. Wij geloven dat brood en wijn tekenen worden van zijn Lichaam en Bloed oftewel van zijn aanwezigheid onder ons als de verrezen Heer.

 

Onze kerk heeft in nr 131 van het oecumenisch directorium uit 1993 bepaald dat protestanten die gedoopt zijn en in hun eigen kerk toegelaten zijn aan het avondmaal en die delen in het geloof van de katholieken in de presentie van Christus in Brood en Wijn, en niet in de gelegenheid zijn op die dag naar hun eigen kerk te gaan, mogen deelnemen aan de communie. Dat geldt bijvoorbeeld voor een bruidspaar van verschillende kerken. Zij kunnen moeilijk op hun huwelijksdag naar verschillende kerken gaan.

Als een protestant mee doet in een eucharistieviering dan geldt dat ook. En of hij of zij gelooft in de aanwezigheid van Christus in het sacrament, dat kan hij alleen zelf zeggen. Ik zal bij de uitnodiging tot de communie in vieringen waarin veel niet-katholieken zijn, zoals bij huwelijken en uitvaarten, steeds duidelijk onder woorden brengen wat wij geloven. En dan laat ik de beslissing om wel of niet deel te nemen aan ieder zelf over.

 

Gooi ik daarmee de hele katholieke traditie en leer omtrent de eucharistie overboord? Nee, beslist niet. Maar net als bij het lezen van de bijbel moeten we in de katholieke traditie onderscheid maken tussen de eeuwige waarheid en tijdgebonden uitdrukkingen en formuleringen daarvan. En nogmaals: Jezus heeft ons geen leer gebracht in zijn leven maar leerde ons leven naar Gods bedoelingen. Als we ons daarop focussen dan kan de eenheid onder de christenen weer hersteld worden.

“Gedenkt uw leiders die u het eerste het woord van God verkondigd hebben.” Hoe dan? “Haalt u weer hun leven en de afloop van hun leven voor de geest” zegt de Hebreeënbrief. Niet hun leer, maar hun leven

 

Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en in alle kerken. Amen.

 


 

PREEK VAN DE WEEK       ALLERZIELEN  JAAR C 2010 Pijnacker

 

LEZINGEN:
EERSTE LEZING: Job 19,1.23-27a (oorspronkelijk: Job 1,13-21a en 2,11-13 en 3,1-26)
EVANGELIE: Joh.6,37-40 (oorspronkelijk: Marcus 15,33-47)

THEMA: onnoemelijk leed samen dragen

 

INLEIDING

 

Zusters en broeders,

We zijn hier vanavond bij elkaar om mensen te gedenken die ons dierbaar waren en die overleden zijn. De overledenen uit de parochie van het afgelopen jaar zullen wij bij naam noemen. Anderen zullen we gedenken door een kaars aan te steken,

We zijn samen gekomen omdat we elkaar ook willen steunen in het leed dat ons overkomen is.

We zien na rampen, zinloos moorddadig geweld, terroristische aanslagen of de dood van beroemde artiesten of acteurs grote massale bijeenkomsten om samen het verdriet te verwerken. De katholieke kerk heeft dat altijd al gedaan, omdat we als kinderen van God één familie zijn en omdat Paulus in één van zijn brieven zegt: “Verblijdt u met de blijden en weent met hen die wenen. Weest eensgezind”. (Rom.12,15).

 

AANSTEKEN VAN DE PAASKAARS

Goede God, Gij hebt een menselijke gedaante aangenomen in  Jezus, uw Zoon. Hij heeft het menselijk lijden en sterven doorvoeld, maar ook bewerkt en aangetoond, dat er leven is over de dood heen. Wij bidden: Heer, wees het licht in onze duisternis. Wees het Licht ten leven. Schenk ons uw warmte.

 

PREEK

 

Dierbare gelovigen,

 

Allemaal worden we vroeg of laat geconfronteerd met het overlijden van dierbare medemensen. Voor sommigen is dat een natuurlijke zaak en acceptabel. Voor een zeer oude vader of moeder die al lang ziek is, alleen, hulpbehoevend, lijdend of dementerend kan de dood een bevrijding uit het lijden zijn. En voor de nabestaanden gaat het leven dan verder: het werk, men krijgt een eigen levenspartner, kinderen, kleinkinderen, nieuw leven, nieuwe toekomst.

Er is echter ook sterven dat veel te vroeg, onverwacht en ongewenst komt: een kind dat sterft, een ongeluk, een jonge ouder, een levenspartner, een moord, een zelfmoord. In een aantal gevallen hebben we geen afscheid kunnen nemen als het sterven plotseling kwam. Er valt iemand weg die ons zeer dierbaar is, die ons leven zin gaf, die we niet kunnen missen. En er ontstaat een leegte die niet meer gevuld wordt, er valt iemand weg waarvoor niemand in de plaats komt.

 

Dan is er leed dat niet onder woorden te brengen is. Dan is er verdriet dat niet te troosten is. Elk woord kan dan teveel zijn, hoe goed bedoeld ook.

Dan kunnen we alleen maar stil worden en bij de ander zijn.

 

We zien dat in het verhaal van Job. Hij was een rijk man, maar wordt door alle mogelijke rampen getroffen. Hij verliest alles wat hem dierbaar was. Dan komen er vrienden bij hem op bezoek. Maar aanvankelijk durven ze niets te zeggen. Ze blijven dagenlang stil bij hem zitten.

Job begint dan te spreken en stort zijn hart bij hen en bij God uit. Hij vervloekt de dag dat hij geboren is. Het leven heeft hem niets meer te bieden. Hij zou liever dood zijn.

 

Wie verder leest in het boek Job, leest dat de drie vrienden van Job allerlei betogen houden. Sommigen zijn verwijtend naar Job toe, anderen zijn invoelend, ze proberen verklaringen te geven voor het ongeluk of ze proberen hem te troosten. Maar alles wat ze zeggen is olie op het vuur van zijn boosheid, droefheid en wanhoop. Alles weerlegt hij en hij klaagt God en zijn vrienden aan. Het kost hem veel tijd om over zijn verdriet heen te komen. Pas in hoofdstuk 19  komt hij tot de belijdenis van zijn geloof in een verlosser.

 

Als wij door groot leed getroffen worden, dan mogen wij vragen: “God, waarom?”. We moeten geen angst hebben dat we God met die vragen beledigen. Tenslotte zien we dat zelfs Gods eigen Zoon in zijn doodsstrijd het zicht op God kwijtraakt en op het dieptepunt van zijn lijden wanhopig uitroept: “God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?”.

Juist Jezus’ lijden en sterven laat ons zien dat God ons lijden kent. God is mens geworden om zelf het lijden te ondergaan. God bevrijdt ons niet van het lijden door een machtig ingrijpen van boven en van buitenaf. In het lijden komt Hij zwijgend naast ons staan. Zoals Maria onder het kruis stond: machteloos, woordeloos, troosteloos. Maar ze was er.

 

Niet door revolutie, niet door wonderen, niet door wetenschap worden wij van lijden en dood verlost. Maar door het kruis van Jezus. Het lijden is geen doodlopende weg, maar de steile weg over de berg, de donkere tunnel door de dood naar het leven.

 

Als we op hoge leeftijd zijn, het beste van het aardse leven achter ons hebben, van de toekomst niets meer te verwachten hebben, dan kunnen we nog eens aan die woorden van Paulus denken in zijn 2e brief aan de Korintiers 5,6-8: “Zolang we thuis zijn in het lichaam, zijn we ver van de Heer. Wij leven in geloof, wij zien Hem niet. Maar wij houden moed en zouden liever uit dit lichaam verhuizen om onze intrek te nemen bij de Heer.”

 

Als we onze dierbare medemensen verloren hebben, dan mogen we uitzien naar het andere leven. Ons hart is dan meer in de hemel dan op aarde. Zij wachten ons op. Zij zijn onze vertegenwoordigers bij God. Zij zijn onze voorsprekers. Zij scheppen een band tussen God en ons. We mogen tot hen bidden en hun hulp inroepen. We mogen hen nabij weten als beschermengelen.

 

Voor ons gelovigen zijn de overledenen niet dood. Zij zijn levend. Zij leven bij God en in ons hart. Wij spreken liever over overledenen dan over doden. Zij zijn over het lijden heen en leven voort bij God en in ons hart.

PREEK VAN DE WEEK     28e ZONDAG  JAAR C  Nootdorp okt 2010

 

LEZINGEN:            EERSTE LEZING:  2 Kon.5,14-17       EVANGELIE: Lukas 17,11-19

THEMA: Dank U dat ik danken kan.

 

INLEIDING op de lezingen.

 

In de lezingen horen we over melaatsen. Melaatsheid kennen wij hier niet meer. Het is een besmettelijke ziekte. Daarom moesten die mensen in Israël op afstand blijven van gezonde mensen. En je mocht ze niet aanraken. En dat was misschien nog wel het ergste van die ziekte. Zo konden ze geen liefde meer geven en ontvangen. Grote missionarissen zoals Moeder Teresa, pater Damiaan en Peerke Donders hebben dat taboe doorbroken en die mensen wel aangeraakt om hen Gods liefde te laten voelen.

In de eerste lezing horen we van een Syrier die in Israel genezing vindt voor zijn melaatsheid. In die tijd had elk land zijn eigen godsdienst. Door deze genezing komt de Syrier tot het besef dat er maar èèn God is van alle volkeren. Omdat hij die ene God van Israel wil blijven vereren wil hij een vracht aarde meenemen van Israel naar Syrie. We kunnen het vergelijken met de vorige paus die in elk land waar hij kwam eerst de grond kuste, maar toen hij door ouderdom niet meer kon bukken, hielden ze hem een bak aarde voor om te kussen.

In de tijd van Jezus waren de priesters tevens medici. Zij moesten vaststellen of iemand melaats was of genezen en gezond.

 

PREEK

 

Broeders en zusters,

 

Eén van de dingen die ik als volwassene weer opnieuw heb moeten leren, dat is dank je wel zeggen. Als kind had ik dat wel geleerd. Als kind krijg je immers alles, gratis en voor niets. Maar als je volwassen bent, dan werk je om geld te verdienen en met geld kopen we bijna alles wat we hebben willen. Met een persoonsgebonden budget kunnen we zelfs zelf zorg inkopen. We weten duivelsgoed wat onze rechten zijn.

 

En toch vergissen we ons. De belangrijkste dingen in het leven zijn gratis. Phil Bosmans schrijft dat zo prachtig in zijn boek “In liefde weer mens worden”, blz.164: “De essentiële dingen van het leven zijn gratis! De schoot van je moeder, en een vader die zingt. De zon en de vriendschap. Een plaats aan tafel en een hartelijke omhelzing. Het licht in de lente. Het lachen van een kind. Het lied van een vogel. Het kabbelen van de beek. Het sap in de bomen, het golven van de zee. De dag en de nacht. De rust en de stilte. De zevende dag. Het leven. Het mens-zijn op aarde.

Ik vind het fantastisch! Het kloppen van mijn hart, 103.000 keren per dag, zomaar, gratis. Het is niet te geloven. Ik mag elke dag 20.000 maal ademen en voor de 137 kubieke meter lucht, die ik daar voor nodig heb, wordt me nooit een rekening aangeboden.”

 

Al die gratis dingen zijn uitingen van Gods liefde.

Als we genieten van het leven, dan mogen we God niet vergeten, die ons al dat moois geschonken heeft.

 

Toen ik enige jaren geleden mijn 25-jarig priesterjubileum ging vieren overwoog ik een gedenkboek uit te geven. Ik sprak er over met mijn geestelijk leidsman en vroeg hem of zo’n gedenkboek niet een vorm was van zelfverheerlijking, van jezelf op de borst kloppen en laten zien wat je allemaal gepresteerd hebt. Hij antwoordde toen heel kort en simpel: “Maar van Wie heb je de kracht gekregen om dat alles te doen? Zo’n gedenkboek kan toch ook een uiting van dankbaarheid zijn tegenover God?” Toen wist ik direct wat de titel zou worden: de laatste zin van het lied ”Dank U”: “Dank U, o God, ik wil U danken dat ik danken kan”.

 

Ik heb in de charismatische beweging geleerd dat ons gebed eigenlijk altijd moet beginnen met een uiting van dankbaarheid voordat we aan God onze nood voorleggen. Laten we eerst zien wat we wel hebben voordat we vragen om wat ons ontbreekt.

 

In de liturgie van de eucharistie komt dit ook tot uiting. Aan het begin van de mis bidden of zingen we altijd het Eer aan God, het Gloria. Dit is een lofzang om God te bedanken voor alle fijne dingen in het leven. Toen ik zeven jaar geleden in Brazilië was, riep de pater in de kerk voor het Gloria de mensen op om bij te microfoon te komen vertellen waarvoor ze God deze week wilden bedanken. En dan kwamen er altijd tien, twintig mensen naar voren om wat te noemen. Kinderen voorop. De één had een broertje gekregen, de ander goede cijfers op school, de volgende had nieuw werk gevonden, een ander had een ruzie bij kunnen leggen en zo verder. Sommige vertelden zo in detail dat de pater het moest afkappen. Daarna werd het Gloria gezongen om God te bedanken voor alle genoemde dingen. Pas na de geloofsbelijdenis volgen de voorbeden waarin we onze noden aan God voorleggen.

Ook het eucharistisch gebed kent deze volgorde: de prefatie is altijd een dankzegging voor wat God voor ons gedaan heeft. U moet er maar eens op letten. Pas aan het eind van het eucharistisch gebed worden onze noden aan God voorgelegd. Eerst danken, dan vragen. Eucharistie betekent letterlijk: dankzegging.

 

In het evangelie van vandaag zien we hoe weinig dankbare mensen er zijn. 10 Melaatsen vinden genezing bij Jezus. Slechts één komt bedanken. En dat is nog wel een buitenlander, een allochtoon, een vreemdeling, een niet-jood, iemand van een andere godsdienst.

 

10 Melaatsen komen naar Jezus en roepen: “Heer, ontferm U over ons”. Het zijn woorden die in de liturgie opgenomen zijn als schuldbelijdenis. Maar hier hebben ze een andere betekenis. Je kunt het vertalen met: “Heer, heb medelijden met ons” of: “Heer, wees ons barmhartig”. Barmhartigheid is een belangrijk onderwerp in het Lukasevangelie. We kennen ook allemaal wel het verhaal van de barmhartige Samaritaan. Barmhartigheid kent drie fasen: 1. de nood van anderen zien; 2. bewogen worden, medelijden krijgen; 3. in beweging komen om er wat aan te doen.

 

Barmhartigheid is ook een belangrijk onderwerp in de Islam. Ze noemen Allah immers de Barmhartige. Zou Wilders dat weten? Jezus aarzelt niet een allochtoon ten voorbeeld te stellen aan mensen die denken dat zij rechtgeaarde burgers zijn. Zo wil Jezus onze blik verruimen en laten zien dat we op de eerste plaats wereldburgers zijn en pas op de tweede plaats tot een bepaald land behoren.

In mijn vorige woonplaats woont een islamitisch gezin uit Iran, waarmee ik door de Focolarebeweging in contact kwam. De vader was een studie boekhouden begonnen en moest een stageplaats zoeken. Hij kwam mij vragen of ik hem kon helpen. Gods voorzienigheid had mij de avond te voren kennis laten maken met een boekhouder die zijn kind wilde laten dopen. Ik heb hem opgebeld en de moslim kon direkt komen. Later in het jaar belde hij bij me aan en kwam een trommel zelfgebakken koekjes brengen uit dankbaarheid. Het evangelie in deze tijd.

 

Dankbaar leven is een keuze. Dankbaarheid kan niet afgedwongen worden. Het is een keuze die ieder zelf kan maken. Phil Bosmans zegt : “Dankbare mensen zijn ongevaarlijke mensen”.

 

Ik dank u voor uw aandacht.
 

26e zondag door het jaar c:      25/26 sept. 2010                Nootdorp / Pijnacker

LEZINGEN:  Amos 6,1a+4-7; Lucas 16,19-31

THEMA: Buurten voor vrede

 

Broeders en zusters,

 

Het thema van de vredesweek is dit jaar: “Buurten voor de vrede”. We kennen allemaal de uitdrukking: “Beter een goede buur dan een verre vriend”. Daarom wil ik u een ervaring vertellen van het afgelopen jaar. In 2009 ben ik vanuit mijn woonplaats Krimpen aan den IJssel 2 maanden weg geweest naar Nieuw Zeeland, waar mijn peetoom en tante op 15 augustus hun 50-jarig huwelijk vierden.

Om te voorkomen dat mijn de accu van mijn auto leeg zou lopen en onbruikbaar zou worden, heb ik een buurman gevraagd twee keer met de auto te rijden om de accu op te laden. Dat heeft hij ook gedaan. Twee keer heeft hij een klein stukje gereden, alleen om de accu op te laten. Voor zichzelf heeft hij mijn auto niet gebruikt, want hij had er zelf een.

Drie maanden na terugkomst krijg ik een envelop van het centraal justitieel incassobureau met een bekeuring wegens 4 kilometer te hard rijden langs een flitspaal in Krimpen aan den IJssel op 19 augustus 2009, een dag dat ik dus nog aan de andere kant van de wereld zat. Het kan niet anders dan dat mijn buurman die bekeuring heeft opgelopen. Omdat mijn buurman niet voor zichzelf, maar om mij een dienst te bewijzen, die auto gereden heeft, heb ik uiteraard de bekeuring niet aan hem voorgelegd en geëist dat hij die zou betalen. 4 Kilometer te hard is geen bewuste snelheidsovertreding.

Omdat ik kon bewijzen dat ik in Nieuw Zeeland zat, heb ik hoger beroep aangetekend en deze zaak voor de rechter laten komen. De overheid wil immers goede verhoudingen tussen buren en het leek mij logisch dat de rechter daarvoor de bekeuring zou seponeren. Hierin heb ik mijn echter vergist. De rechter vond dat ik de buurman er op aan had moeten spreken en dat ik de boete maar op hem moest verhalen. Het handhaven van een verkeersregel vond zij belangrijker dan goede verhoudingen tussen buren in onze samenleving. Ik had onverantwoord gehandeld door mijn autosleutels aan een buurman toe te vertrouwen en moest daarvoor maar boeten.

 

Beste mensen, ik ben bang dat de vrede in onze samenleving steeds meer bedreigd wordt doordat de overheid en de media verdeeldheid zaaien onder de bevolking. De politiek is hopeloos verdeeld geraakt door de hetze tegen de islam en de hetze tegen de kerk neemt momenteel buitenproportionele vormen aan doordat beschuldingen en verdachtmakingen van bisschoppen en priesters direct in het nieuws gebracht worden en op de voorpagina van de kranten gezet worden zonder onderzoek, bekentenissen of bewijzen af te wachten.

 

Verdeeldheid en verdachtmaking is een grote bedreiging voor de vrede en leidt tot een verwildering van de samenleving.

Vandaag eindigt de vredesweek met als thema “buurten voor vrede”.

Ik blijf er van overtuigd dat de wereldvrede begint in eigen straat, eigen huis, en eigen hart. Hoeveel ruzies zijn er niet in onze gezinnen, in onze buurt, in onze scholen, in onze werkplaatsen en kantoren?

 

Het is toch dankzij onze oorspronkelijk christelijke opvoeding, de goed georganiseerde politie en het wapenverbod in Nederland dat vele ruzies met een sisser aflopen en er hier niet zoveel doden vallen als bijvoorbeeld in de grote steden in Zuid Amerika. In een gebed van Reinhold Niebuhr las ik een zin die mij bijzonder trof: “Heer, wij bidden voor wrede en slechte mensen, waarvan de arrogantie ons toont hoe de zonde van ons eigen hart er uit ziet als ze tot volle wasdom is gekomen. Wij bidden voor onszelf, die leven in rust en vrede, dat we ons gunstig lot niet beschouwen als bewijs van onze deugdzaamheid”.

Met andere woorden: hoe zouden wij geworden zijn, als wij in een achterbuurt of een oorlogsgebied met haat opgegroeid zouden zijn?

 

Ik zag op TV eens een interview met een oorlogsmisdadiger uit de 2e wereldoorlog. Hij zei dat hij gewoon door de Hitlerjugend gehersenspoeld was en dacht mee te werken aan een heilsstaat. Pas nadat al zijn vrienden dood om hem heen lagen besefte hij er in geluisd te zijn door een dictator.

 

Een collega van mij is naar Nigeria geweest, met het vaste voornemen wat te doen tegen de armoede en corruptie. Maar op het vliegveld daar bij aankomst was hij al door de douane onder bedreigingen gechanteerd en afgezet. Om door de douane te komen had hij de ambtenaar steekpenningen moeten geven. Hij had er nu na jaren nog gewetensproblemen mee toegegeven te hebben aan de corruptie, maar op dat moment was zijn leven hem liever dan die centen. Hij had zich vrienden moeten maken door de onrechtvaardige mammon.

Zo zien we hoe moeilijk het is vrede te maken als je verwikkeld raakt in een web van onrechtvaardige structuren. Als je rijk bent of veel geld beheert. Deze week raakten een paar  mensen van de bank van het Vaticaan zelfs in opspraak.

 

We hoorden net een verhaal over een rijke uit de mond van Jezus: die rijke leefde in een milieu waarin geen aandacht was voor armen en gebrekkigen.

De rijke vraagt in dat verhaal in de dodenwereld aan Abraham: “Laat er iemand uit de doden naar mijn broers gaan om hen te waarschuwen”. Abraham antwoord: “Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden, als er iemand uit de doden opstaat.” Hiermee zinspeelt Jezus natuurlijk al op zijn eigen dood en verrijzenis. Hij voorspelt dat zijn verrijzenis niet alle mensen zal overtuigen en tot een hulpvaardig leven zal brengen. Daarom is er na 2010 jaar christendom nog niet veel veranderd.

 

In het evangelie wordt de arme met name genoemd. De rijke niet. Daarvoor kunnen we onze eigen naam invullen. De rijke is in het verhaal hoogstwaarschijnlijk wel een gelovige jood. Hij wordt door Abraham “mijn zoon” genoemd. Hij herkent Abraham ook direct. Ook onrechtvaardige egoïstische rijken zeggen soms te geloven en goed katholiek te zijn.

 

De rijke vraagt Abraham Lazarus zelf naar zijn broers te sturen om hen te waarschuwen. De armen zijn een waarschuwing voor de rijken. Lazarus heeft echter voor de poort van de rijke gelegen en de rijke heeft zich niets van hem aangetrokken. Daarom antwoord Abraham: ze hebben Mozes en de profeten die hen waarschuwen.

In dit evangelie zien we dus dat rijken vaak niet door hebben wat er mis is. Armen hebben minder opleiding maar zien veel eerder wat er mis is in de samenleving. Rijken bezitten een soort sociale blindheid.

 

Het is vandaag het einde van de vredesweek. Rechtvaardigheid is de enige waarborg voor een duurzame en waarachtige vrede, zo staat er in één van de gebeden van het altaarmissaal.

 

Wat kunnen wij doen? Blijven luisteren naar de noodkreten uit arme landen, organisaties steunen die voor de armen opkomen, maar ook om je heen kijken waar nog nood of onrechtvaardigheid is. Eerlijk en rechtvaardig zijn in je eigen gezin, familie, kring, buurt, werk. Buurten voor de vrede.

 

Rijk-zijn is op zich geen schande. Als je zaken goed lopen en het geld vanzelf binnenstroomt, dan ben je gezegend. Het is alleen de vraag hoe we met die rijkdom omgaan. Durven we als zelfstandig ondernemer te investeren in werkgelegenheid? In sociale projecten? Durven we connecties aan te gaan met hulpverleningsinstellingen? Durven we verplichtingen aan te gaan via adoptieprojecten? Of laten we het maar bij incidentele fooitjes die we gemakkelijk kunnen missen?

Moeder Teresa zei altijd: geef totdat het pijn doet. Wie geeft wat hij heeft is waard dat hij leeft. Rechtvaardigheid is de enige waarborg voor een duurzame vrede.
 
 

 

PREEK VAN DE WEEK     22e  ZONDAG  JAAR C 2010 Bleiswijk en Nootdorp

 

LEZINGEN:          EERSTE LEZING:  Jezus Sirach 3,17-29    EVANGELIE: Lukas 14,1+7-14

THEMA: nederigheid, een zeldzaamheid in deze tijd.

 

Ik hoorde eens op de radio een interview met iemand die als kind in een interneringskamp in Indonesië had gezeten. Hij had daar zelf niet onder geleden. Hij had wel gezien dat zijn ouders en andere westerlingen er heel veel moeite mee hadden gehad om voor de Japanners te buigen. Maar, zei hij er bij, in Japan buigt iedereen wel tientallen malen per dag voor anderen omdat er een heel stelsel van rangen en standen bestaat dat gewoon tot die cultuur behoort. Buigen is daar volgens de spreker even gewoon als hier in onze cultuur iemand gedag zeggen of een hand geven. In onze cultuur moet er wel een heel groot stands- of rangverschil zijn, willen wij voor iemand buigen. In onze volksaard van deze tijd voelen we ons in het gunstigste geval gelijkwaardige medeburgers van elkaar, maar zeker niet een mindere. Voor mijn gevoel zal de westerling eerder hoogmoedig zijn dan nederig. Door de welvaart en de hogere opleidingen die voor de meeste westerlingen toegankelijk zijn, zijn we ontwikkelde mensen, die zichzelf over het algemeen toch wel heel belangrijk vinden.

 

Ik ving eens op een terras een gesprek op van een onderwijzeres die door een burn-out in de ziektewet was gekomen. Ze zei tegen iemand dat ze echt niet zo gek zal zijn om handwerk te gaan doen. Ik vroeg me af wat daar zo gek aan is. Jezus was zelf een arbeiderszoon. Paulus tentenmaker. Petrus en verschillende andere apostelen vissers.

 

Regelmatig hoor ik klachten van ouderen dat in de volle trein of in de volle bus de jongeren niet meer opstaan voor ouderen.

 

Allemaal tekenen van deze tijd die er op wijzen dat de westerling over het algemeen hoogmoedig is, onbescheiden, arrogant en zelfvoldaan.

 

De lezingen wijzen ons een andere weg. Ze behoeven weinig uitleg. Het is goed ze regelmatig te overwegen. Het hele boek wijsheid van Jezus Sirach staat vol levenswijsheden. Daarvan wordt in de liturgie maar zelden wat gelezen. Het is een goed boek om naast je bed te leggen en ’s ochtends een paar spreuken uit te lezen.

 

Misschien vraagt het laatste stukje van het evangelie wat toelichting. Jezus zegt tegen zijn gastheer: “Wanneer u een middagmaal of avondmaal geeft, nodig dan niet uw vrienden, broers of bloedverwanten uit die het terug kunnen geven, maar nodig armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit.” Hij zegt dit bij een gastmaal waar allerlei voorname mensen zijn uitgenodigd. Jezus wijst hem dus terecht. Hij mag dat doen omdat Hijzelf  een voorbeeld was van nederigheid en bescheidenheid. Hij waste op het Laatste Avondmaal de voeten van de apostelen. Als Hij uitgescholden werd, schold Hij niet terug. Alle vernederingen die ze hem aangedaan hebben tot en met zijn kruisiging heeft Hij lijdzaam verdragen.

 

Mogen wij als christenen dan geen vrienden en familie uitnodigen op een verjaardag of ander feest? Mogen ministers of leden van de koninklijke familie geen diners meer houden in eigen kring? Dat wil Jezus denk ik niet zeggen: het gaat Hem om de houding die voorname mensen aannemen tegenover anderen. Ook voorname mensen kunnen christen zijn door zich bescheiden op te stellen en geen afstand te scheppen met de gewone burger.

 

Een goed voorbeeld daarvan is Elisabeth van Thüringen. Zij was koningin van Thüringen in de 13e eeuw. Maar ze deelde dagelijks voedsel uit aan de armen en richtte als weduwe een ziekenhuis op in Marburg, waar ze zieken verzorgde en werk deed dat niemand anders wilde doen. Elisabeth had een Fransiscaanse inslag.

 

En dat doet me weer denken aan de nieuwste film van Fransiscus. Fransiscus gaat op een gegeven moment naar Rome om goedkeuring van de regels van zijn kloosterorde aan de paus te vragen. Hij komt binnen in de St.Pieter waar de paus van die tijd in prachtig gewaad temidden van vele, eveneens in veel gouddoorweven gewaden gehulde, kardinalen en hoogwaardigheidsbekleders op een hoge troon zit, met een tiara op vol edelstenen. De kleine Fransiscus knielt neer kijkt omhoog naar de paus, maar ziet ook een afbeelding van de arme Christus voor zich. Terwijl hij al spreekt wordt hij ziek van al die pracht en praal, stopt met zijn betoog, staat op en loopt de St.Pieter uit. Maar dan laat de paus hem terughalen, komt van zijn troon af, knielt voor Fransiscus en kust zijn blote voeten. Een prachtige ontroerende scène in de film.

 

Beste mensen, onder ons zijn ook rijke en voorname mensen. We zijn eigenlijk allemaal rijk, want we hebben allemaal te eten en een dak boven ons hoofd. Daar is niets mis mee. Het gaat er om dat we daarbij nederig en bescheiden blijven. Dan zullen we meer geliefd worden dan iemand die geschenken uitdeelt of veel feestjes geeft voor vrienden en familie. Dan zullen we genade vinden bij God, zegt Jezus Sirach.

 

Er is zo’n mooi liedje: “’t Is moeilijk bescheiden te blijven, wanneer je zo goed bent als ik. Zo stoer zo charmant en zo aardig, dat zie je in een ogenblik. Ik denk als ik kijk in de spiegel, daar staat een geweldige vent. ’t Is moeilijk bescheiden te blijven, voor een kerel met zoveel talent.”

 

Vrijwilligers zijn tegenwoordig heel belangrijk voor het voortbestaan van de parochie. Het is goed dat ze er zijn en we zijn God ook heel dankbaar dat ze er zijn. Maar ook vrijwilligers moeten bescheiden blijven. Zij moeten hun werk doen als een dienst aan God. Niet om gezien te worden, te showen, te pronken met hun talenten, geprezen te worden, meer te zeggen te hebben of onderscheidingen te verdienen. Wanneer vrijwilligers in een geest van dienstbaarheid hun bijdrage leveren aan de kerk, dan is dat heel vruchtbaar en heilzaam. Anders niet.

 

Daar zeg ik wel direct bij dat niet iedereen in staat is om vrijwilligerswerk te doen. Onze verplichtingen in het gezin, op het werk of in de maatschappij, of onze hoge leeftijd of zwakke gezondheid kunnen een acceptabele reden zijn om niet actief te zijn in het vrijwilligerswerk. Maar dan bent u nog belangrijk, een Vip, want u bidt dan wel veel voor de kerk, de pastores en de vrijwilligers.

Veel mensen in de maatschappij tellen niet meer mee, omdat ze niet meer kunnen werken, hulpbehoevend of ziek zijn.

In het Rijk Gods tellen deze mensen echter ten volle mee. Want in het Rijk Gods telt niet de prestatie, de snelheid of het inkomen, maar de liefde. En zou een oudere niet meer kunnen liefhebben? Zou een zieke niet meer kunnen liefhebben? Integendeel, een oudere, een zieke, een gehandicapte heeft meer tijd om te luisteren naar anderen, meer tijd om te bidden voor anderen. Zijn of haar aandacht wordt niet opgeëist door het drukke verkeer, volle agenda’s en zakelijke zorgen.

Denk maar aan Lidwuina van Schiedam. Ze was nog een meisje toen ze bij het schaatsen haar heup brak. De wond wou niet genezen. Ze zag haar toekomst in duigen vallen. Ze werd bedlegerig. Wat kon zij nu nog betekenen voor de maatschappij? Maar toen ze na overweging van het lijden van Christus haar lot had geaccepteerd, werd ze geestelijk adviseur van vele lijdende, bedroefde, zoekende en twijfelende mensen. Duizenden mensen, waaronder rijken en staatslieden, vonden bij haar troost of kwamen bij haar tot bekering.

 

In het Rijk Gods hebben ouderen en zieken dus een vooraanstaande plaats.

Wie u ook bent, rijk of arm, vrijwilliger of  anonieme kerkganger, u bent dus allen een Vip.

 

 

PREEK VAN DE WEEK       19e ZONDAG  JAAR C  Nootdorp – Pijnacker 2010

 

LEZINGEN:      EERSTE LEZING: Hebreeën 11,1-12
                                                EVANGELIE: Lucas 12,35-40

THEMA: Klein maar fijn.

 

Geliefde christenen,

 

Landelijk is onze geloofsgemeenschap gemarginaliseerd tot een kleine minderheid van de bevolking.

Er zijn zeker lichtpuntjes, bijvoorbeeld de nieuwe bewegingen, de wereldjongerendagen, de vele vrijwilligers, het herstel van katholieke identiteit van scholen, maar toch zit de kerk nog in de crisis, in het dal.

In de afgelopen 30 jaar is er veel veranderd en verloren gegaan.

Waar het om mensen gaat, die God zijn kwijtgeraakt is dat natuurlijk zeer betreurenswaardig. Ook waar het gaat om normen en waarden. De vele echtscheidingen, de criminaliteit, het drugsgebruik, de toenemende discriminatie, de geweldpleging, de abortuspraktijken, het zijn allemaal gevolgen van de ontkerstening van onze samenleving.

 

De geloofscrisis is echter geen ramp maar eerder een gunstige tijd voor de zuiverheid en oprechtheid van het geloof, voor de saamhorigheid, voor de ontwikkeling van onze dienstbaarheid en de beleving van de liturgie. Ik zal dat proberen uit te leggen.

 

Vroeger waren er toch heel veel gedoopten die uit angst voor de hel, uit gewoonte of uit verplichting naar de kerk kwamen. Hun kerkgang werd niet gemotiveerd door een persoonlijke relatie met God. Het hoorde er bij, je moest, je deed het omdat er gezegd werd dat het noodzakelijk was voor het eeuwige heil. Maar er beantwoordde lang niet altijd een christelijk dagelijks leven aan. Jongeren kwamen naar de kerk om leeftijdgenoten te ontmoeten en zaten achter in de kerk te kaarten. Ouderen liepen onder de preek naar buiten om een sigaretje te roken. Behaagde die kerkgang aan God? Ik betwijfel het.

De gebeden thuis aan tafel werden afgeraffeld. In de bijbel werd nooit gelezen. Mannen die voor in de kerk zaten onderdrukten hun vrouwen, mishandelden haar en misbruikt haar. Incest, pedofilie, er werd niet over gepraat, maar het kwam voor, ook onder christenen en onder priesters. Uitbuiting van de arbeiders, onrechtvaardigheid, armoede, discriminatie, jodenhaat. Ook christenen maakten zich daar schuldig aan.

 

Omdat er geen sociale druk meer staat op het laten dopen van kinderen en op betrokkenheid bij de kerk, is het geloof nu een persoonlijke keuze geworden. Wie nu nog gelooft heeft er over nagedacht en is ook min of meer bereid te leven volgens het evangelie. Wie nu nog naar de kerk komt zoekt de ontmoeting met God en een positieve levensvisie.

Het geloof van de westerse christen anno 2004 is weer een geloof zoals Abraham en Sara dat hadden: Abraham was een pionier. Hij beantwoordde een roeping van God. Hij verliet zijn vertrouwde vaderland om op weg te gaan naar een nieuw land, een nieuwe toekomst. Een nieuwe toekomst die we sinds Jezus aanduiden met de term: het rijk Gods. Abraham bezat een heel persoonlijke relatie met God en zo kon hij met Sara een nieuw volk voor God stichten.

 

De kerkgemeenschap moet een gemeenschap zijn van mensen die eerst zelf persoonlijk de keuze voor God gemaakt hebben. Die het geloof omhelst hebben. Ook al ben je als baby gedoopt, als kind gevormd, je wordt pas een echte christen als je die persoonlijke keuze gemaakt hebt. Hoe meer mensen in de kerk die keuze gemaakt hebben, hoe meer de kerk weer zal groeien en bloeien.

 

Mensen die zo’n persoonlijke keuze gemaakt hebben, verlangen samen te komen met anderen die ook die keuze gemaakt hebben. Zo ontstaat de gemeenschap. Dat is de kracht van de jonge kerken zoals de Pinkstergemeenten en de vol-evangeliegemeenten en de jeugdkerk. Zij bestaan uit mensen die die persoonlijke keuze gemaakt hebben en er alles voor over hebben om God te dienen.

Enkele dingen ontbreken hen echter: de traditie, de sacramenten en de hiërarchie. Zij voelen die als beklemmend, belemmerend en beknellend voor hun persoonlijk geloof. Het gevolg is echter veel onderlinge ruzies en verdeeldheid. En dat is ook weer niet wat Jezus wilde. Eenheid was zijn laatste wens, herhaaldelijk uitgesproken op het laatste Avondmaal.

 

Jezus heeft de hiërarchie ingesteld als leiding. Natuurlijk dienen de leiders zelf ook een persoonlijke band met God te hebben, een zuiver geloof en heilig leven. Wanneer dat zo is, dan is de hiërarchie een instrument in Gods hand om de kerk te leiden en de eenheid en de waarheid te bewaren.

De bijbel is zeker een weerslag van Gods openbaring, maar de bijbel in handen van mensen met een beperkt verstand leidt tot verschillende interpretaties en tot geloofsstrijd over de waarheid. De katholieke leer legt de bijbel waar nodig uit en vult haar aan.

 

De liturgie is het meest krachtig, vruchtbaar en waardevol als zij gevierd wordt door mensen die een persoonlijke keuze voor God gemaakt hebben, maar ook ontdekt hebben dat God zelf de sacramenten gegeven heeft als tekenen van zijn liefde. Goede liturgie is een combinatie van enerzijds eigen creativiteit en geloofsuiting en anderzijds symboliek en woorden die ons overgeleverd zijn door de kerk.

 

Een kleine kerk, een kerk in crisis, biedt kansen om weer zuiver te worden, waarheidsgetrouw en heilzaam. In vorige eeuwen, met name in de middeleeuwen, beheerste de kerk de hele maatschappij. Dat had zeker zijn voordelen. Een aantal normen en waarden werden wettelijk beschermd. Vele religieuzen deden het sociale werk. Maar we kennen ook de nadelen van zo’n kerk die de maatschappij beheerste: machtsmisbruik, opstapeling van rijkdom, geweld tegen andersdenkenden, etcetera.

Een kleine kerk zal weer helden voortbrengen die tegen de slechte kanten van de moderne consumptiemaatschappij ingaan en solidair worden met de slachtoffers van deze tijd: de vluchtelingen en asielzoekers, de opgroeiende kinderen die te weinig liefde en aandacht van hun ouders krijgen, de drugsverslaafden, de eenzame ouderen, het ongeboren kind.

 

Jezus zegt in het evangelie van vandaag: “Weest niet bevreesd, kleine kudde, het heeft uw Vader behaagd u het koninkrijk te schenken.”

Die eerste leerlingen waren met weinigen: 12 apostelen en een groep leerlingen waarvan er bij Jezus’ lijden weer heel veel afvielen. Ze werden zowel door hun joodse landgenoten als door de machtige Romeinen vervolgd. Ze hadden geen enkele macht in de politiek of in de synagoge. En toch hebben zij het Rijk Gods gesticht in deze wereld. Zij hebben een kerk gevormd die tot op de dag van vandaag nog bestaat en alle crisissen en machtsmisbruik heeft overleefd.

 

Elke wijnstok moet gesnoeid worden om weer opnieuw te kunnen uitlopen en bloeien. Jezus zegt het zelf: (Johannes 15,2:) “Elke rank die geen vrucht draagt snijdt God af en elke rank die wel vrucht draagt zuivert Hij opdat zij meer vrucht mag dragen”. God heeft de afgelopen 30 jaar de wijnstok van de kerk flink gesnoeid zodat zij gezuiverd is en weer nieuwe vruchten kan gaan dragen.

 

Ik denk dat we op dat punt staan: een nieuwe lente voor de kerk. Misschien is het nog winter of nacht voor de kerk. Maar gelukkig de christenen die blijven waken, die het geloof en de hoop niet opgeven. Christus zal hen aan tafel nodigen en langs hen gaan om te bedienen.

 

 

 

 

 

PREEK VAN DE WEEK       15 e ZONDAG  JAAR C       2010 Pijnacker/Nootdorp

 

LEZINGEN:    EERSTE LEZING:  Deuteronomium 30,10-14 EVANGELIE: Lucas 10,25-37

THEMA:  Jezus ontmoeten op straat

 

Broeders en zusters,

 

Stelt u zich eens voor: u zit lekker op de camping te zonnen, terwijl de kinderen in een pierebadje aan het spelen zijn. Opeens komt er één huilend aanlopen. Ze is gevallen en heeft een gapende vleeswond. Snel ermee naar de EHBO. Als alles verzorgd is en je zit weer net in je luie stoel, komt opeens de oudste zoon met een vriendje om geld vragen om een kano te kunnen huren. Weer opstaan om geld te zoeken. Terug in de strandstoel komt net de buurvrouw aan met de vraag of je weet hoe haar nieuwe videocamera werkt. Het zal niet meevallen om dan vriendelijk te blijven.

 

In theorie weten we het allemaal zo goed dat je voor elkaar klaar moet staan. Maar in praktijk brengen we er niet altijd veel van terecht.

Spontaan zijn we verontwaardigd over de priester en de leviet in het evangelie van vandaag die de gewonde voorbijlopen. Maar als we weten wat zij voor redenen hadden om door te lopen, dan kunnen we onszelf misschien meer herkennen in die eerste twee passanten. Het was een leviet en een priester verboden een lijk aan te raken. Dan mochten ze geen offers meer opdragen in de tempel. Bovendien hadden ze misschien afspraken en moesten ze op tijd ergens zijn. Misschien waren ze al laat.

 

Ze hadden misschien geen geld, ze konden misschien geen bloed zien, er wachtten mensen op hen, ze hadden geen EHBO-diploma,. En bovendien: dat slachtoffer had nooit alleen op weg moeten gaan. De weg van Jeruzalem naar Jericho stond bekend om het overvalgevaar. Het was zijn eigen schuld dat hij daar lag.

 

In ons leven zijn er talloze vergelijkbare situaties die we niet als zodanig herkennen. Een huisgenoot vraagt ons bijvoorbeeld de afwas te doen. We hebben onze smoesjes vlot klaar: “Ik heb al genoeg gewerkt vandaag”, “Ik ben niet aan de beurt”, “jij kunt het veel beter en nog sneller ook”, “ik zorg hier in dit huis al voor het opruimen”, “ik heb al gekookt”.

Een ouwe zeur wil voor de zoveelste keer met haar problemen op bezoek komen. Onze smoesjes: “Haar problemen zijn haar eigen schuld”, “dit is werk voor beroepsmensen, een psychiater ofzo”, “zij leert het toch nooit”, “ik heb mijn eigen zorgen en kan die van een ander er niet nog eens bij hebben”, “ze heeft toch broers en zussen, laat die haar maar opvangen”,

 

We zeggen te snel “Ja, ik zou wel willen helpen, máááááááár….”

Als die woorden in ons opkomen zou er gelijk een rood lichtje moeten gaan branden dat ons herinnert aan het evangelie van vandaag.

 

We doen het evangelie echter tekort als we het alleen als een moralistisch lesje zouden opvatten. Er zit nog meer in.

 

Ten eerste: die Samaritaan was een vijand van de Joden. We hoorden enkele weken geleden nog dat Jezus en de apostelen in een Samaritaans dorp niet ontvangen werden omdat ze op weg waren naar de tempel. Toch draagt Jezus in zijn hart geen rancune tegen Samaritanen mee. Hij stelt hier zelfs een Samaritaan ten voorbeeld aan de Joden. Dat moet voor brave joden heel shockerend zijn geweest. Hoe zouden wij het vinden als Jezus ons een islamiet, een Turk, een Marrokaan of een zigeuner ten voorbeeld stelde? Toch is dat heel goed denkbaar.

 

Ten tweede: Jezus belooft ons het leven als wij de naastenliefde beoefenen. Het leven is iets dat God ons geeft. Dat betekent dat de naastenliefde ook een kans is die God ons geeft. Dat betekent dat mensen die ons pad kruisen door God gegeven zijn. Dat betekent dat een medemens voor ons een weg naar God is. De kunst is om dat in het concrete dagelijkse leven te gaan zien.

 

Ons streven naar geluk is nog veel te veel gebaseerd op eigen plannen. We plannen werk, vakantie, vrijetijdsbesteding, bezoekjes, maaltijden etc., etc. Dat is allemaal goed als het ons niet verhindert open te staan voor wat God op onze weg plaatst. Elke ochtend zouden we in ons morgengebed tegen God moeten zeggen: dit en dit zijn mijn plannen, maar als u het anders wil dan is het ook goed. Christen zijn betekent flexibel zijn. Anders zijn we een hindernis voor Gods werken in plaats van medewerkers.

 

Tenslotte kunnen we dit verhaal ook in samenhang zien met Mattheus 25: de bekende tekst waarin Jezus bij het Laatste Oordeel zegt: Ik was ziek, gevangen, naakt, hongerig, dorstig, en jij hebt Mij geholpen. Wat je voor de minste der mijnen hebt gedaan heb je voor Mij gedaan.

Het is ook christelijke levenskunst om juist in de verminkte, de misvormde, de ontspoorde mens Jezus zien. Niet in heilige mensen, mooie woorden en plechtige kerkdiensten, maar in de arme, de afstotende en gebroken medemens.

 

Moeder Teresa van Calcutta gaf ons daar een mooi voorbeeld van en drukt het ook uit in deze woorden: “Wij hebben de eucharistie nodig….. zolang we Jezus kunnen zien onder de gedaante van gebroken brood, kunnen we Hem ook zien in de gebroken lichamen van de armen”.

 

Beste mensen, ik wens ons allemaal een heel ontspannen vakantietijd, met veel rust en gemak. Maar als er toch iemand aanklopt aan onze deur of onze tent, hopelijk zullen we Jezus dan kunnen ontmoeten en een vreugde vinden die groter is dan die wanneer we krampachtig vasthouden aan onze eigen plannen.

 

Winfried Kuipers

 
PREEK VAN DE WEEK       14 e  ZONDAG  JAAR C 2010 Rodenrijs/Bergschenhoek/Bleiswijk

 

LEZINGEN: Eerste lezing: Jesaja 66,10-14c                       EVANGELIE: Lukas 10,1-20

THEMA: Op reis

 

INLEIDING OP DE LEZING:

 

In de eerste lezing horen we Jesaja spreken in de tijd dat Jeruzalem verwoest was en haar inwoners in gevangenschap in Babylonië zaten. Jesaja voorspelt de herbouw van de stad en de terugkeer van de ballingen. Omdat Jeruzalem op een paar heuvels gebouwd is, vergelijkt Jesaja de stad met een moeder die haar kinderen zoogt aan haar borsten.

 

PREEK

 

Beste gelovigen,

 

De vakantietijd staat weer voor de deur. Velen van ons gaan weer op reis. De auto’s zullen weer volgeladen worden met alles wat we onderweg nodig kunnen hebben. En met de creditcard kunnen we onderweg in elk restaurant betalen wat we eten en drinken.

Ik weet nog wel dat wij vroeger met ons gezin in de bossen gingen wandelen. Mijn ouders hadden 8 kinderen en daarom was het veel te duur om onderweg meerdere keren in café’s en restaurants te gaan eten en drinken. Dus namen we alles mee wat we onderweg nodig hadden. Ieder sjouwde met zo’n ouderwetse badtas. Dat was zo’n ronde langwerpige tas, ongeveer net zo’n ding als de hoes van je slaapzak, met een dun koord van de bodem naar de bovenkant. Daar stopte mijn moeder dan een glazen literfles limonade in, want plastic flessen had je nog niet. En daarbij een pak koeken die onderweg helemaal platgedrukt en verkruimeld werden. Verder gingen er extra kleren mee in de tas, want de kleintjes konden het wel eens in hun broek doen. Soms extra schoenen, speciale wandelschoenen.

En het dunne koord van die loodzware tas hing ze dan over je schouder zodat één arm lekker afgekneld werd. En daar moest je dan de hele dag in de smorende hitte mee gaan wandelen. En daar liep je dan met die zware tas. En als je even wilde spelen op een bruggetje of achter een boom, dan legde je die tas even neer. Pappa en mamma liepen door en riepen na een tijdje: komen jullie, anders raken jullie ons kwijt. We renden dan naar ze toe, maar vergaten natuurlijk de tas. Na vijf kilometer zei iemand dan opeens: hé, waar is je tas gebleven? Dan kon je weer helemaal teruglopen om die tas te gaan halen.

 

Als je veel mee moet sjouwen dan kom je niet hard vooruit. Daarom zegt Jezus tegen 72 leerlingen die hij er op uitstuurt:

“Neem geen reistas mee en geen schoenen”. Op andere plaatsen in het evangelie zegt Hij er nog bij: “neemt niets mee voor onderweg, geen stok, geen reiszak, geen voedsel en geen dubbele kleding.” Zo, boffen die leerlingen even. Dan mogen ze van Jezus zeker in drie-sterren restaurants eten en slapen? Dan kregen ze zeker wel een behoorlijke smak vakantiegeld mee van Jezus? Of creditcards?

 

Als we de tekst nog eens goed lezen zien we dat ze ook geen beurs mee mogen nemen, geen geld. O, dat maakt de zaak anders. Hoe moet dat dan? Op reis gaan zonder geld. Dat is een avontuur. Inderdaad. Voor Jezus op weg gaan is een avontuur. Het onbekende tegemoet. De leerlingen van Jezus moeten gewoon op weg gaan en vertrouwen op de zorg van God. Ze moeten er gewoon maar op vertrouwen dat er altijd mensen zullen zijn die hen gastvrij zullen ontvangen en voor hen zullen zorgen. Vertrouwen in God en in de mens: dat is het enige dat leerlingen van Jezus mogen meenemen. Ze mogen niets méér meenemen. Anders komen ze niet snel genoeg vooruit.

 

Dan zit er nog iets wonderlijks in het evangelie. Iets wat heel onlogisch lijkt. En dan bedoel ik dat de leerlingen op hun tocht niemand mogen groeten onderweg. Dat lijkt onvriendelijk en zelfs onbeleefd, maar met groeten wordt in het oosten bedoeld dat je je reis onderbreekt om bij een bekende op bezoek te gaan, te blijven eten en slapen. Iemand begroeten is niet even je hand opsteken. Een oosterse begroeting, daar ben je niet zomaar van af. Dan laat je je ophouden en bereik je misschien je doel niet. Je zou het kunnen vergelijken met een priester die gebeld wordt om naar een stervende te komen. Dan blijft hij onderweg geen praatjes maken met alle bekenden die hij tegenkomt. Dat is dus verklaarbaar.

 

Beste mensen, we sjouwen vaak veel te veel mee in ons leven. En niet alleen materiële dingen, zoals kleding, boeken, onze geluidsapparatuur, ons huis of onze sieraden. Veel meer nog immateriële, psychische lasten. Daardoor komen we niet genoeg vooruit. Met psychische lasten bedoel ik bijvoorbeeld frustraties, vooroordelen, teleurstellingen, schuld, mislukkingen, gewoontes waar we aan verslaafd zijn, haat, vervelende herinneringen, zelfbeklag.

 

Ik probeer het duidelijk te maken met een voorbeeldje: mijn moeder had een achternicht die ruzie had gekregen met de familie om het nachtkastje van haar moeder bij de verdeling van de erfenis. Ze bleef haar hele leven boos op de familie en verbrak alle banden. Elk jaar belde ze mijn moeder weer en begon ze weer over dat nachtkastje. Haar leven lang sjouwde ze die psychische last achter zich aan. Haar leven werd bedorven door een nachtkastje. Dat kon ze maar niet loslaten.

 

Zo hebben wij misschien ook wel dingen die we niet kunnen vergeven en vergeten. Laat toch los. Voorbij is voorbij. Gooi neer die tas vol verwijten en ergernissen, vol angsten en onzekerheid. Wat doe je jezelf aan als je altijd maar over vroeger blijft klagen? Over je gemiste kansen? Of over anderen? We zitten vaak gevangen in een spinneweb, in een cocon die we zelf om ons heen geweven hebben. Breek er uit en vlieg er als een vrije vlinder uit.

 

Zo zou eigenlijk onze vakantie moeten zijn: alles loslaten: niet alleen ons werk, maar ook de geestelijke zorgen van het afgelopen jaar. De inspanningen, de moeilijkheden en zelfs de opgedane ervaringen en kennis. Met lege handen er op uit gaan om weer nieuwe ervaringen op te doen, met een open hart er op uit gaan om weer nieuwe mensen ontmoeten. Open en ontvankelijk voor het onverwachte, voor het onvoorziene, het ongeplande of beter gezegd: voor dat wat God gepland heeft, voor wat God voorzien heeft voor ons.

 

Dan krijgt onze vakantie een evangelisch aspect. Dan zullen we veel sneller vooruitkomen op onze weg naar God toe. Amen.

 

PREEK VAN DE WEEK       12e  ZONDAG  JAAR C 2010 Bleiswijk en Nootdorp

 

LEZINGEN:              EERSTE LEZING:  Galaten 3,26-29
                   EVANGELIE: Lucas 9,18-24

 

WELKOMSTWOORD

 

(zondag: Het is vaderdag. De vaders wil ik van harte welkom heten.)

 

Deze week zijn de uitslagen van de eindexamens bekend geworden. Zijn er toevallig geslaagden in de kerk? Even hand opsteken.

Geslaagd wil niet zeggen dat je uitgeleerd bent. Naast taal, sommen en wetenschappelijke kennis moeten we leren leven. En leren leven doe je je hele leven lang. Dat doe je vooral in de praktijk. Levenservaring opdoen.

Vaak overkomt ons lijden. Daar worden we ook wijzere mensen van. We gaan het wezenlijke zien en bijzaken relativeren.

En vaak leren we van onze fouten. We kennen de uitdrukking: door schade en schande wijs worden.

Schade en schande kunnen in ons schuldgevoelens oproepen. Laten we daarom nu een gebed om vergeving bidden.

 

PREEK

 

Zusters en broeders in het geloof,

 

Het is helaas dit eerste zomerweekend weer geen zomers weer. 14 graden en bewolkt. Maar achter de wolken schijnt altijd de zon. Ook al zien we ‘m niet, we weten het en moeten er in blijven geloven.

 

Er zijn mensen die zien het leven altijd van de negatieve kant. Die zien alleen wat er fout is.

Ja, iets dat niet goed is valt eerder op dan iets dat wel goed is. Een vuile ruit zie je eerder dan een schone.

Het is de kunst om juist het goede te gaan zien.

Je kunt van een half gevuld glas zeggen: het is al half leeg, maar je kunt ook zeggen: het is nog half vol. Alleen Herman Finkers heeft er een afkeer van het zo te zien als hij op de helft is van het leegdrinken van een glas met een vies medicinaal drankje.

 

Pessimistische mensen, doemdenkers, fatalisten, die staan als het ware met hun rug naar de zon en zien alleen de schaduw in het leven. Draai je om, bekeer je. Alleen de optimisten zullen overleven, zegt Phil Bosmans.

De bisschoppen schreven het ook eens in hun Pinksterbrief: fatalisme komt in het woordenboek van de H.Geest niet voor. De fatalist blust de Heilige Geest uit.

 

Ik geloof zelfs dat mensen die cynisch zijn, fatalistisch of pessimistisch het noodlot aantrekken. Ik heb een gezin gekend dat heel wantrouwend was. In de ogen van de moeder was niemand goed. Op iedereen had ze kritiek. Het gevolg was dat ze iedereen afstootte. Haar man liep weg. Bij de sociale dienst en allerlei hulpverleningsorganisaties stuitte ze altijd op heel veel weerstand. Ze zagen haar liever gaan dan komen. Zelfs de schilders, loodgieters, elektriciens en dergelijke lui hadden er een hekel aan bij haar te moeten werken, met als gevolg dat ze wel eens op zich lieten wachten. De kinderen kregen problemen op school en tot overmaat van ramp kregen die kinderen het ene ongeluk na het andere. De jongste kreeg een ongeluk met de brommer, brak zijn been, moest met de taxi naar school en vervolgens kreeg de taxi een ongeluk waarbij zijn genezend been weer een klap kreeg. Maar toen ik hem eens tegenkwam en  belangstellend informeerde naar zijn toestand draaide hij zich om en keek me niet aan. Ik kreeg verschrikkelijk veel medelijden met hem want met zo’n houding sluit je je af voor het geluk. Hij zal in zijn leven nog heel wat moeilijkheden tegenkomen, vast en zeker.

 

We mogen het niet omkeren, we mogen niet zeggen dat het lijden een teken is van een negatieve levenshouding. Het ongeluk treft ook goede mensen. Voorspoed is geen bewijs van goed gedrag, ongeluk geen bewijs van zonde.

De vraag is alleen: hoe reageren we op lijden en tegenslag. Een positief mens blijft hopen, verwachten, hulp zoeken, vooruitzien, geloven. Een positief iemand die wordt door lijden wijzer en rijper. Een negatief mens gaat wanhopen, afwachten, vereenzamen en laat zijn geloof vallen. Ja, sommige mensen verliezen door ziekte en lijden hun geloof. Zij zeggen: “Als God zo machtig is, waarom grijpt Hij dan niet in? Waarom laat Hij het kwaad dan toe?”

Andere mensen worden door ziekte, tegenslag en ongeluk juist gelovig. Want zij worden door alles heen wijzere mensen. Zij gaan inzien dat je het leven niet in de hand hebt. Zij gaan inzien dat het leven gegeven is. Zij gaan inzien dat we zelf maar een klein stukje kwetsbare sterfelijke natuur zijn. Zij zoeken hulp bij God. Zij worden rijpere mensen. Zij gaan inzien wat echt belangrijk is in het leven en wat van geen belang is. Zij worden mensen met levenswijsheid en levenservaring. En in nood leer je je ware vrienden kennen.

 

Zoiets zien we ook in het evangelie. Als Jezus succes heeft, dan willen de apostelen Hem wel volgen. Dan geloven ze in Hem. Ze noemen Hem Johannes de Doper, Elia, een profeet die is opgestaan. Petrus durft Hem zelfs de Gezalfde van God te noemen. Dat verwijst naar koninklijke ambities. Maar zo gauw Jezus gaat spreken over zijn lijden, dan kan Petrus Hem niet meer volgen. Dat zien we later in de Hof van Olijven. Petrus laat Hem in de steek. In het lijden kan hij God niet herkennen. Maar uiteindelijk, na spijt en berouw over zijn verloochening van Jezus komt hij er toch door heen en wordt de sterke eerste leider van de kerk. Dan is Hij sterk genoeg om zijn kruis op te nemen en zijn leven te verliezen voor Jezus.

 

Jezus zegt: “Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en door elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen.”.

 

Als we kijken naar Jezus dan zien we dat het lijden Hem niet breekt: op zijn kruisweg heeft Hij nog oog voor huilende vrouwen, terwijl Hij aan het kruis geslagen wordt bidt Hij voor die wrede soldaten. Aan het kruis denkt Hij aan zijn moeder, aan Johannes, aan de goede moordenaar naast Hem. Het lijden heeft Jezus’ Geest niet gebroken. Integendeel, daar aan het kruis heeft Hij ons het meeste liefgehad.

 

Iedereen krijgt wel eens tegenslag in zijn leven. De vraag is alleen: hoe gaan we er mee om? Hoe verwerk je het?

Ik heb eens de spreuk gelezen: “Het succes van de geslaagden begint daar waar anderen de moed opgaven”. Met geslaagden worden niet de scholieren bedoeld die van de week geslaagd zijn, maar mensen die succes in het leven hebben. Zij hebben allemaal wel eens een crisis doorgemaakt, maar zijn daar goed doorgekomen. Voor scholieren gold het ook: wie de moed opgaf en niet meer leerde is zeker niet geslaagd. Zij die net met de hakken over de sloot geslaagd zijn hebben wel eens door de zure appel heen moeten bijten. Op moeilijke momenten doorzetten. Daar gaat het om.

 

De Engelse staatsman en schrijver Lytton heeft gezegd: “De mens moet teleurgesteld worden in de kleine dingen des levens eer hij de volle waarde der grotere kan beseffen.”

Horatius zei: “ Hij die zich al te zeer verheugt in zijn voorspoed, wordt door zijn tegenspoed geheel terneergeslagen”.

Shakespeare zei: “Laat mij deze bittere tegenspoed omhelzen, want wijzen noemen dit de wijste weg”.

Catharina van Siena zei: “Voor een moedige man, zijn geluk en pech als zijn rechter en zijn linkerhand: Hij gebruikt ze beide”.

Een spreekwoord in India luidt: ´Men struikelt niet over een berg, maar over een steen”.

 

Tot zover al deze levenswijsheid. Wie het nog niet begrepen heeft die moet maar door schade en schande wijs worden.

 
 
PREEK VAN DE WEEK       11e  ZONDAG  JAAR C  2010  Berkel-Rodenrijs

 

LEZINGEN:               EERSTE LEZING:  2 Samuel 12,7-13          EVANGELIE: Lucas 7,36-8,3

THEMA: de kerk: heilig of schijnheilig?

 

INLEIDING:

 

Hier zijn we weer bij elkaar gekomen rond de tafel van Jezus. En als we om ons heen kijken, zien we heel verschillende mensen: vrienden, maar ook mensen die we misschien niet mogen, mensen die arrogant zijn of egoïstisch, mensen die we verdenken van fraude, of mensen van wie we weten dat ze een scheve schaats gereden hebben.

En toch zijn we hier bijeen rond de tafel van Jezus. Uiteindelijk zijn we allemaal zondaar. Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. Maar als we God veel liefde betonen, dan zal zijn barmhartigheid al onze zonden bedekken en worden we verzoend met elkaar. Dat is het unieke van een kerkgemeenschap.

Belijden we daarom oprecht onze ondeugd, bekeren we ons tot God om deze eucharistie goed te kunnen vieren.

 

INLEIDING OP DE EERSTE LEZING:

 

De joden hebben David altijd als hun grootste koning beschouwd, door God uitverkoren. Toch heeft David ooit een ernstige misstap begaan. Hij zag eens een getrouwde vrouw, Batseba, baden. Hij laat haar op het paleis komen en pleegt overspel met haar of verkracht haar. Batseba wordt zwanger. David laat vervolgens Batseba’s man Uria omkomen in een gewapende strijd en neemt Batseba tot vrouw. God zendt de profeet Natan naar de koning om hem te bestraffen. Maar David bekent schuld, zo gaan we nu horen in de eerste lezing.

 

PREEK

 

Beste en slechte mensen,

 

Vroeger dacht ik dat alleen asociale mensen misdaden begingen: in de boekjes van de lagere school werden slechte mensen altijd afgebeeld met ongeschoren kinnen, met verkreukte, slobberige, vuile lompen aan en grof in hun woordgebruik.

Nu zie ik dat dit een zeer eenzijdig beeld was van de werkelijkheid. Steeds meer zie ik dat criminaliteit, misdaad en ontucht ook voorkomt onder intelligente, welbespraakte, uiterlijk beschaafde mensen met witte boorden, stropdassen, veel geld op zak, met een hoge functie in de politiek of maatschappij of blauw bloed in de aderen. Ook zij schrikken er niet voor terug mensen te ruïneren door vervalsing in geschriften, financiële manipulatie, seksuele uitspattingen en overspel. In Brazilië zijn er zelfs hotels speciaal voor directeuren die met hun secretaresse naar bed willen. Dat heeft een missionaris mij verteld. En topsporters, artiesten, acteurs en tv-sterren, die juist een voorbeeld voor de mensen zouden moeten zijn, infecteren de maatschappij met de meest verwerpelijke vrijzinnigheden, grof taalgebruik, gevloek en onkuis gedrag. En helaas moet ik toegeven dat fraude en seksueel misbruik ook voorkomt onder de priesters, niet alleen in Amerika en Ierland, maar ook hier in Nederland.

 

Ook schijnbaar hoogstaande mensen hebben een zwak hart en staan onder invloed van het kwaad.  Kijk maar naar David. Hij was nota bene door God zelf uitgekozen om koning te worden in plaats van Saul, die een dictator en een bloedvergieter was. David werd algemeen geprezen omdat hij niet uit was op macht, maar op wijsheid en dienstbaarheid, en luisterde naar Gods geboden. Toch laat hij zich verleiden door een mooie vrouw. Hij laat de man van die vrouw ombrengen. Een ordinaire liefdesscène, waar de Nederlandse pers, het journaal, actualiteitenprogramma’s, Story, Privé en Nieuwe Revue op af zouden vliegen als wespen op de strooppot als het nu zou gebeuren.

 

Maar er is iets nieuws in dit verhaal, iets wat je in de roddelbladen nooit leest: een profeet, een Godsgezant, protesteert en David laat het zich gezeggen. Hij krijgt berouw, bekent zijn schuld en bekeert zich. En hij vindt genade bij God. Zo ook de vrouw uit het evangelie, die als zondares bekend stond.

 

Veel kwaad op economisch en seksueel gebied wordt tegenwoordig goed gepraat, terwijl we wel aanvoelen dat die dingen niet goed zijn. Zwakheid wordt vrijheid genoemd en in naam van de gewetensvrijheid wordt alles getolereerd. Maar wat men gewetensvrijheid noemt is in feite gewetenloosheid. Want het geweten is de stem van God in ons binnenste. En hoeveel mensen luisteren nog naar die stem?

 

Het zou beter zijn eerlijk te erkennen dat we allemaal maar zwakke mensen zijn en daarom vergeving nodig hebben. Berouw en geloof in Gods barmhartigheid is de enige redding uit de ondergang.

Bij Jezus is die redding te vinden. Hij praat het kwaad niet goed, Hij ontwerpt niet allerlei listige wetten om de zwakheid van de mens straffeloos te tolereren en te gedogen, maar Hij spreekt vrij en neemt ons zondaars weer op in zijn liefde. Bij Hem komen Farizeeër en tollenaar, schriftgeleerde en zondaar, Jood en Romein. In het evangelie is Hij te gast bij een Farizeeër en Hij deinst er niet voor terug zijn gastheer eens flink de les te lezen als die gastheer zijn minachting uit over een publieke vrouw. Jezus laat zich niet intimideren door rijkdom, status, reputatie of macht van mensen. Daar kijkt hij dwars door heen.

 

Dat is zo mooi van een kerk en een pastorie: je ziet er allerlei mensen achter elkaar naar binnen gaan: ambtenaren en bedelaars, bankdirecteuren en bankwerkers, huisvrouwen en professoren. En allemaal hebben ze wat uit te praten met Onze Lieve Heer. Allemaal hebben ze wel ergens vergeving voor nodig.

Ja, bij onze hemelse Vader kun je altijd terecht. Ik hoor wel eens mensen zeggen: “in de kerk kom ik niet, want daar zitten schijnheiligen op de voorste bank”, of: “in die kerk kom ik niet, want daar zit die en die; de pastoor moest eens weten”. Jezus weet het. En toch zijn die mensen bij Hem welkom omdat er bij Hem overvloedig vergeving mogelijk is. Alleen bij Jezus en rond zijn altaar worden mensen met elkaar verzoend.

 

In mijn vorige parochie hadden we elk jaar een afscheidsmis van groep 8 in de kerk. Ik liet die kinderen van tevoren een opstel maken over wat ze later wilden worden. Heel veel wilden advocaat wordt. Dat is natuurlijk een goed betaalde baan en er is in die branche steeds meer werk. Maar in die functie moet je meestal misdadigers gaan verdedigen. Ik heb daarom gezegd: “Waarom worden jullie geen pastoraal werkster of pastoor? Dan hoef je het kwaad niet goed te praten, maar mag je het kwaad vergeven en kun je door de bekering van mensen het kwaad terugdringen en voorkomen. Dat is toch veel mooier werk?”

 

Vroeger zijn de mensen opgegroeid met een benauwend schuldbesef. De kerk was wettisch. Kerk en opvoeders dreigden met hel en verdoemenis. Als we beseffen dat God als een Vader van ons houdt en dat Hij eindeloos barmhartig is, dan hoeven we niet benauwd te zijn en evenmin ons geweten het zwijgen op te leggen. De zondares in het evangelie zoekt Jezus op en weerstaat daarvoor de veroordelende blikken van de Farizeeën en het gepraat van de schijnheiligen. Zij gelooft in Jezus’ liefde en betoont Hem daarom haar liefde. En Jezus vergeeft, ook al waren haar zonden nog zo talrijk.

 

Vergeving werkt echt bevrijdend en doet ons weer groeien in liefde. Daarom moeten we geen benauwend schuldbesef hebben, maar een christelijk schuldbesef. En niet bang zijn om weer eens het sacrament van de vergeving te vragen aan een priester. Ook dat sacrament is een gave van Gods liefde.

 

 

PREEK  met woordje voor kinderen.  sacraments-zondag jaarcyclus C   Pijnacker Nootdorp 2010

LEZINGEN:                           1 Kor.11,23-26       Lucas 9,11b-17

Ik heb een raadsel: Wat wordt meer als je het deelt? ……. Het enige dat meer wordt als je het deelt is geluk.

We kennen wel de spreuk: gedeelde smart is halve smart, gedeelde vreugd is dubbele vreugd.

Het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging is daar een teken van.

 

Ook in deze tijd gebeuren er nog wonderlijke dingen. Het sterkste voorbeeld vind ik dat van Moeder Teresa. Zij en haar zusters zorgden bijvoorbeeld eens voor een vluchtelingenkamp. Op een dag kwam er een medezuster naar haar toe die zei: “Zuster, we hebben niet veel brood meer. Is het goed dat we vandaag maar de helft uitdelen en de rest tot morgen bewaren?’ “Nee, zei zuster Teresa, we delen gewoon alles uit en God zal er voor zorgen dat we morgen genoeg te eten hebben”. Al het brood werd uitgedeeld. De volgende dag besloot de regering onverwacht alle scholen een dag vrij te geven Maar de schoolmelk en het brood dat de kinderen bij het overblijven kregen stonden al klaar. Toen zei de regering: “breng al dat voedsel maar naar Moeder Teresa. Die kan het altijd gebruiken.”

 

Ik heb al jong leren sparen. Maar later heb ik geleerd: “als jij voor anderen zorgt, zal God voor jou zorgen”. Als wij edelmoedig zijn zal God later voor ons zorgen.

Geven moet je ook niet doen met een zuur gezicht. In de bijbel staat: “Laat iedereen geven waartoe hij in zijn hart besloten heeft, zonder tegenzin en zonder dwang, want God houdt van een blijmoedige gever.“(1Kor.9,7)

 

En Jezus zegt: “ Verzamelt u geen schatten op aarde, waar dieven ze kunnen stelen, maarverzamel schatten in de hemel, waar mot noch worm ze aantasten, en waar geen dieven inbreken om ze te stelen.”. (Mt.6,20)

 

De apostelen hadden alles weggeven om Jezus te volgen. Ze vroegen eens aan Jezus: “Wat krijgen wij er voor terug?” Jezus zei: (Mc.10,29): `Ik verzeker jullie, er is niemand die zijn huis, broers, zusters, moeder, vader, kinderen of landerijen heeft achtergelaten omwille van Mij en omwille van de goede boodschap, of hij krijgt nu in deze tijd een honderdvoud aan huizen, broers, zusters, moeders, kinderen en landerijen, vervolgingen inbegrepen, en in de komende wereld eeuwig leven.” Het honderdvoudige: welk bank geeft 10.000% rente? Niet één. Bij 6 % gaan ze al failliet. Het beste kun je dus investeren in goede doelen en in de armen.

 

Chiara Lubich, stichteres van de focolarebeweging, die samenleefde met een groepje vriendinnen, kreeg eens een buurvrouw aan de deur die een taart wou bakken, maar een ei te kort kwam. Of ze er één kon lenen. Chiara twijfelde, want ze had nog maar 1 ei in huis. Toch gaf ze die aan de buurvrouw. Later op de dag belde iemand aan die nog een mand eieren over had. Of ze die soms konden gebruiken……

 

Lucas 6,38: “Geef, dan zal jullie gegeven worden. Een mooie maat, stevig aangedrukt, goed geschud en overvol zal je in de schoot geworpen worden. Want met de maat waarmee jullie meten, zul je gemeten worden.’‘

 

Lukas 11,11-13: “Welke vader onder jullie zal zijn kind, wanneer het om een vis vraagt in plaats daarvan een slang geven? Of een schorpioen als het om een ei vraagt? Als je goede dingen geeft aan je kinderen, dan zal je hemelse Vader je nog meer geven…de Heilige Geest”

 

De enige manier om daar achter te komen is het gewoon te proberen. Maar dan moet je niet alleen je overvloed geven, wat je zelf toch niet meer gebruikt, maar iets wat je zelf eigenlijk hard nodig hebt.

 

Er staat ook een verhaal in de bijbel over “het penninkje van de weduwe”…………..Lukas 21,1-4. Dit verhaal staat veelbetekenend als laatste verhaal vóór het lijdensverhaal

 

Op sacramentsdag gedenken wij dat Jezus zichzelf gegeven heeft, totaal, tot in de dood. Hij gaf daarvan een teken: het heilig brood. Brood is een sterk symbool: het wordt geheel gegeten en door het lichaam verteerd. Maar het gaat niet verloren: het wordt opgenomen in het lichaam: het lichaam groeit ervan en haalt er energie uit. Jezus levensoffer werkt door in het leven van miljoenen ware christenen.

 

Wat wij weggeven gaat niet verloren. Het brengt leven aan anderen. Het geeft anderen weer nieuwe moed.

Het geven van geld of goederen is maar een kleine vingeroefening. Jezus vraagt ons veel verder te gaan: te geven wat ons dierbaar is: onze tijd, onze energie, ons gemak, onze rust, onze zekerheden, onszelf.

 

Als wij ter communie gaan verplichten we onszelf daartoe. Ter communie gaan is niet vrijblijvend. Als wij een teken van de zelfgave van Jezus ontvangen, dan verklaren we ons ook bereid zo als Hij te leven. Wie dat niet wil, moet eigenlijk niet ter communie gaan. Ter communie gaan is telkens opnieuw een verbond sluiten met Jezus: het nieuwe verbond. Als Jezus in deze tijd geleefd had, dan had hij misschien een notariële acte opgesteld en iedereen gevraagd die te ondertekenen. Daarin hadden we moeten verklaren bereid te zijn onze overvloed weg te schenken en te leven naar Gods wil en ons in te zetten voor het Rijk Gods. En Jezus zou in het contract zetten dat Hij er dan voor zal zorgen dat we niets te kort komen. Het ter communie gaan heeft in feite dezelfde betekenis: wij verklaren ons bereid te leven zoals Hij, elke dag, elke week, tot aan de volgende communie.

 

Laten we stil worden en in ons hart overwegen of we daartoe bereid zijn.


WOORDJE VOOR DE KINDEREN

 

Ik heb een raadsel: Wat wordt meer als je het deelt?

Het enige dat meer wordt als je het deelt is geluk. We zeggen ook wel eens: gedeelde smart is halve smart, gedeelde vreugd is dubbele vreugd.

Het verhaal van de wonderbare broodvermenigvuldiging is daar een teken van.

 

Ook in deze tijd gebeuren er nog wonderlijke dingen. Het sterkste voorbeeld vind ik dat van Moeder Teresa, een zuster die in India geleefd en gewerkt heeft. Zij en haar zusters zorgden bijvoorbeeld eens voor een vluchtelingenkamp. Op een dag kwam er een medezuster naar haar toe die zei: “Zuster, we hebben niet veel brood meer. Is het goed dat we vandaag maar de helft uitdelen en de rest tot morgen bewaren?’ “Nee, zei zuster Teresa, we delen gewoon alles uit en God zal er voor zorgen dat we morgen genoeg te eten hebben”. Al het brood werd uitgedeeld. De volgende dag besloot de regering onverwacht alle scholen een dag vrij te geven Maar de schoolmelk en het brood dat de kinderen bij het overblijven kregen stonden al klaar. Toen zei de regering: “breng al dat voedsel maar naar Moeder Teresa. Die kan het altijd gebruiken.”

 

Ik heb al jong leren sparen. Maar later heb ik geleerd: “als jij voor anderen zorgt, zal God voor jou zorgen”.

Geven moet je ook niet doen met een zuur gezicht. In de bijbel staat: “God houdt van een blije gever”.

 

Hoeveel moet je weggeven?

Er staat ook een verhaal in de bijbel over “het penninkje van de weduwe”…………..

 

Meisjes en jongens, ik zeg dus niet dat je in plaats van geld sparen op de spaarbank, je geld net zo goed uit kunt geven aan snoep en patat en voetbalplaatjes. Als je van je ouders moet sparen, dan moet je sparen. Maar dat kan op 2 manieren: geld op de bank zetten of geld aan een goed doel geven. Want als je het op die laatste manier doet krijg je het later van God honderdvoudig terug.

“Als je elkaar goede dingen geeft, zal je hemelse Vader je nog meer geven…”

De enige manier om daar achter te komen is het gewoon te proberen.

 

Vandaag is het sacramentsdag. Wij gedenken wij dat Jezus zichzelf gegeven heeft, totaal, tot in de dood. Hij gaf daarvan een teken: het heilig brood. Brood is een sterk symbool: het wordt geheel gegeten en door het lichaam verteerd. Maar het gaat niet verloren: het wordt opgenomen in het lichaam: het lichaam groeit ervan en haalt er energie uit. Jezus’ levensoffer werkt door in het leven van miljoenen ware christenen.

 

Als wij ter communie gaan dan moeten we ook proberen te leven zoals Jezus. Wie dat niet wil, moet eigenlijk niet ter communie gaan. Ter communie gaan is telkens opnieuw een verbond sluiten met Jezus: het nieuwe verbond: wij verklaren ons bereid te leven zoals Hij, elke dag, elke week, tot aan de volgende communie.

 

Als we dat doen, dan zal Jezus zijn hemelse vreugde met ons delen, want gedeelde vreugd is dubbele vreugd.

 

Winfried Kuipers

 
PINKSTERZONDAG  JAAR C 2010 Nootdorp en Pijnacker

 

LEZINGEN:        EERSTE LEZING:  Handelingen 2, 1-11; TWEEDE LEZING: Romeinen 8,8-17;        EVANGELIE: Johannes 14,15-16+23-26

THEMA: de H.Geest, de opfrisser

 

U kent allemaal wel het volgende grapje: je bent ergens op bezoek en de gastheer of vrouw biedt wat te drinken aan. Ze neemt de bestellingen op en bij jou komend vraagt ze: “Waar kan ik u een plezier mee doen”. Je antwoordt: “Wat fris”. Zij antwoordt: “O.K. Ik zal wel even het raam open zetten”.

 

Ja, met warm weer verlangen we allemaal naar verfrissing. Een koele wind, maar ook een koel drankje. Het is een mooi beeld van een psychisch proces. Allemaal zijn we wel eens gespannen, vermoeid of opgewonden, druk, gestresst, geërgerd of verhit. Of we twijfelen aan een goede afloop, we zijn onzeker, ontmoedigd, we twijfelen aan ons geloof, aan God.

In al die gevallen zoeken we naar ontspanning, bemoediging, inspiratie, vernieuwing, een frisse wind door onze geest. Soms gaan we daarvoor letterlijk even uitwaaien. Naar buiten om een frisse neus te halen. We laten de wind door onze haren wapperen, we zoeken verkoeling in de zee of een plas of we stappen een halfdonkere middeleeuwse kerk binnen of we gaan rond een kampvuur of de open haard zitten. En terwijl we lopen of zwemmen of  zitten of knielen komt onze geest tot rust, tot bezinning, tot nieuwe ideeën, op orde.

Door rust, ontspanning, stilte en natuur geven we de Heilige Geest de kans in ons te werken.

 

Bij de leerlingen van Jezus op Pinksteren, Maria, de apostelen en overigen, waren er duidelijke tekenen die de komst van de Heilige Geest zichtbaar, voelbaar, hoorbaar maakten: een gedruis alsof er een hevige wind opstak, iets dat op vuur geleek. Maar ook zonder deze tekenen kan de Heilige Geest in ons tot leven komen en gaan werken. Want we bezitten allemaal de Heilige Geest Nou ja, bezitten is niet het goede woord, want wij hebben de Heilige Geest niet als een slaaf in bezit. Het is eerder andersom: de heilige Geest wil ons bezitten. Hij woont in ons. Paulus schrijft in zijn brief aan de Romeinen: “Uw bestaan wordt niet beheerst door zelfgenoegzaamheid, maar door de Geest, omdat de Geest van God in u woont, die in u verblijft”.

 

Onze geest is een stukje van Gods Geest. In het scheppingsverhaal staat dat God zijn levensadem inblies in de eerste mens. In het Hebreeuws wordt voor levensadem het woord Roeach gebruikt. En het woord Roeach betekent ook: geest. Geest en levensadem waren in het denken van de joden hetzelfde. En in een verschijningsverhaal staat ook dat de verrezen Christus over de leerlingen blies en daarbij zei: “Ontvangt de Heilige Geest” (Johannes 20,22).

 

In psalm 104 (de tussenzang) staat: “Neemt Gij van uw schepselen hun geest/de ademtocht weg, dan komen zij om en keren terug naar de aarde, Maar zendt Gij uw geest/uw ademtocht, dan komt er weer leven, dan maakt Gij uw schepping weer nieuw”. En in het alleluiavers: “Zend uw Geest en wij zullen worden herschapen en gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen.” In de Groot Nieuwsbijbel is het zo vertaald: “Ademt u over de aarde, dan ontstaat er weer leven en krijgt zij een nieuw gezicht”. (vers 30) Steeds worden de woorden geest en adem door elkaar gebruikt en worden er toespelingen gemaakt op het scheppingsverhaal. De Pinkstergeest herschept de aarde, de mensheid.

 

Maar die goddelijke Geest in ons dringt zich niet op. We moeten stil worden om naar Haar te luisteren. Als we dat niet doen, dan kan gemakkelijk de kwade geest bezit van ons nemen. Want die hebben we als erfenis van onze dierlijke afstamming ook in ons. Men noemt dat ook wel de erfzonde. Paulus schrijft daarover: “Als gij zelfzuchtig leeft, en uw bestaan wordt beheerst door zelfgenoegzaamheid (in de willibrordvertaling: ‘het vlees’), zult gij zeker sterven. … Uw lichaam blijft door de zonde de dood gewijd, maar als de Geest van God in u woont, dan zal Hij ook eenmaal uw sterfelijk lichaam levend maken. .. Wij zijn erfgenamen om te delen in Jezus’ verheerlijking”.

Als we ons laten leiden door Gods Geest in ons, dan zijn we kinderen van God en erfgenamen van het eeuwige leven. Dan mogen we God “Abba, Vader” noemen, zegt Paulus. En Jezus zegt: “Als iemand mijn woord onderhoud, dan zullen mijn Vader en Ik tot hem komen en verblijf bij hem nemen”.

 

Maar hoe lukt het ons om ons aan Jezus’ woorden te houden? Hoe kunnen wij Jezus’ geboden onderhouden? Hoe kunnen wij de woorden van Jezus goed begrijpen als ze gezegd zijn in een taal en cultuur van 2000 jaar geleden? Jezus zelf geeft het antwoord: “De Heilige Geest die de Vader in mijn naam zal zenden, Hij zal u alles leren en in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb”.

 

Daarom kunnen we de Heilige Geest ook de Verfrisser noemen, de Opfrisser. Hij frist ons geheugen op. Hij geeft verfrissing als we vermoeid, bezweet, gespannen zijn.

Als we God om een verfrissing vragen, dan zal Hij niet het raam open zetten, maar de Heilige Geest zenden. Die kwam ook binnen in de zaal van het Laatste Avondmaal op het Pinksterfeest, terwijl alle deuren en ramen gesloten waren.

Daarna vlogen alle deuren en ramen open omdat de christenen hun bezieling naar buiten wilden brengen.

 

Johannes de XIIIe zette bij de aankondiging van het Concilie zijn raam bij de St.Pieter open en zei dat er een frisse wind door de kerk moest gaan waaien!

Laten wij dan de ramen en deuren van ons hart open zetten voor de Heilige Geest. Dat Hij ook ons leven mag vernieuwen.

Kom Heilige Geest, vervul de harten van uw gelovigen en ontsteek in hen het vuur van uw liefde. Zend uw Geest uit en alles zal worden herschapen en Gij zult het aanschijn der aarde vernieuwen. Amen.

Alleluia.
 
 
Preek 6e zondag van Pasen jaar C, 2010
 

PREEK VAN DE WEEK 7e ZONDAG VAN PASEN JAAR C

16 mei 2010 Bergschenhoek en Bleiswijk

LEZINGEN: EERSTE LEZING: Handelingen 7,55-60 EVANGELIE: Joh.17,20-26

THEMA: het testament van Jezus: eenheid

INLEIDING OP DE LEZINGEN:

De eerste lezing is het slotstuk van een toespraak die gehouden werd door een diaken in de tijd van de apostelen, voor de joodse rechtbank, het Sanhedrin. Het was de diaken Stefanus. In zijn toespraak heeft hij de joden verweten dat ze de Heilige Geest weerstreefden en zich niet aan de joodse wet hadden gehouden.

Het evangelie is de afsluiting van Jezus gebed aan het Laatste Avondmaal. Jezus heeft eerst gebeden voor de elf apostelen met wie Hij samen was. Daarna bidt Hij voor alle gelovigen.

PREEK

Er is een overeenkomst tussen vloeken en bidden: het zijn beide uitingen van emoties op een moment van nood en spanning. Maar vloeken en bidden komen voort uit twee totaal verschillende geesten. Wie vloekt bezit een duivelse geest, wie bidt, bezit de Heilige Geest.

In de lezingen van vandaag zien we dat bidden een soort kleding van de ziel is, de uiting van het innerlijk.

Laten we de lezingen er nog eens bij nemen en bij verschillende zinnen stil staan. Zowel Stefanus als Jezus staan voor een gewelddadige dood. Een situatie die wij ons nauwelijks in kunnen denken. Misschien dat een enkeling in de oorlog of zo wel eens aan de dood ontsnapt is. Maar anders zullen we het ons nauwelijks voor kunnen stellen.

Stefanus had door zijn toespraak de woede van de joden opgewekt. Daarom stenigden ze hem. Terwijl Stefanus stervende is, gaat hij bidden. En hij bidt met dezelfde woorden als Jezus aan het kruis gedaan heeft: Jezus bad: “Vader in uw handen beveel Ik mijn Geest”. Stefanus bidt: “Heer Jezus ontvang mijn geest”. Het zijn prachtige woorden, vol geloof en vertrouwen.

En dan bidt Stefanus, op zijn knieën vallend: “Heer, reken hun deze zonden niet aan” Ook hierin herkennen we de woorden van Jezus aan het kruis. Jezus bidt dan voor de soldaten die Hem martelen door Hem met spijkers aan het kruis te slaan. Jezus bidt dan: ‘Heer, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen”. Aan deze woorden zien we dat Stefanus vervuld is met de Heilige Geest.

Normale mensen zouden gaan vloeken, schelden, terugslaan. Maar Stefanus en Jezus die bidden voor hun vijanden. Dat kan alleen door de heilige Geest. Van nature kunnen wij dat niet.

Ik heb één keer iemand ontmoet die zo’n houding aangenomen had. Het was een jonge vrouw die door haar man in de steek gelaten was. Ze zag haar man nooit meer. Hoe vaak slaat de liefde dan niet om in haat? Maar bij haar niet. Ze vertelde dat ze elke dag voor haar man bad. Ze had haar trouwbelofte gedaan en het was voor haar de enige manier om haar man nog trouw te zijn. Zo bewaarde ze haar liefde voor hem. Zo hield ze haar huwelijk in stand. Zo bracht ze Jezus woorden ten uitvoer uit de bergrede: “Bemint uw vijanden, en bidt voor wie u vervolgen”.

Ik geloof dat alleen zo de vrede in de wereld kan terugkeren. Ik geloof dat alleen zo het Rijk Gods kan komen.

Door het gebed kunnen ouders met kinderen en kleinkinderen verbonden zijn die ze misschien nooit meer zien. Al willen ze niets meer van je weten, al mag je niets meer voor ze doen, ze kunnen je niet verbieden voor hen te bidden en dat gebed kan hun redding zijn.

In het evangelie horen we Jezus bidden voor alle gelovigen. We horen wat er in zijn hart omgaat in doodsnood. Geen bange, benauwde egoïstische gedachten over hoe Hij aan dit lot zou kunnen ontsnappen. Hij zit niet in over zijn eigen ziel en zaligheid, maar over die van anderen. Zijn zorg blijft uitgaan naar anderen. Wat een onvoorstelbare liefde. Wat een onvoorstelbare grote Geest. Wat een edelmoedigheid. Wat een bovennatuurlijke houding.

En wat bidt Jezus dan in die laatste uren van zijn leven? Wat is zijn zorg, zijn diepste wens en verlangen?

Hij bidt dat alle gelovigen één mogen zijn. Hij bidt het tot driemaal toe.

Hij wil tussen de gelovigen een eenheid zoals tussen Hem en de Vader. Dat is een totale eenheid. Een eenheid waar geen speld tussen te krijgen is. Een volmaakte eenheid. Een eenheid die totale liefde is. Dat is zijn laatste wens, zijn testament.

Als je van iemand houdt, dat respecteer je zijn laatste wens. Hoe is het dan in Godsnaam mogelijk geweest dat er kerksplitsingen zijn gekomen? Hoe is het in Godsnaam mogelijk geweest dat christelijke landen en volken met elkaar in oorlog geraakt zijn? Hebben deze christenen een andere bijbel gehad waarin dit hoofdstuk van Johannes niet voorkwam? Zijn deze christenen al in slaap gevallen na het lezen van het kerstverhaal? Kenden ze de bergrede niet?

Dezelfde vraag kunnen we stellen aan de katholieken van de afgelopen decennia in Nederland en Europa die de polarisatie hebben veroorzaakt en hebben laten bestaan. Zij hebben het evangelie maar fragmentarisch gelezen en de grootste wens van Jezus over het hoofd gezien.

De gevolgen zijn duidelijk zichtbaar: leeggelopen kerken, een ontkerstende samenleving, individualisme en materialisme, toename van criminaliteit en drugsgebruik,.

Jezus geeft zelfs aan wat het doel is van de eenheid: opdat de wereld gelove dat God Hem gezonden heeft. Ook dit herhaalt Hij in zijn gebed omdat Hij het zo belangrijk vindt. Alleen door eenheid onder de christenen zal de wereld gaan geloven. Alles wat afbreuk doet aan de eenheid doet afbreuk aan de kerk en aan het geloof in de wereld.

Zoveel hoofden zoveel zinnen, zeggen wij. Vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Pluriformiteit van denken en geloven. Hoe kan daarbij de eenheid bewaard blijven? Is verdeeldheid niet inherent aan vrijheid van meningsuiting? Nee, door de wederzijdse liefde kan de eenheid bewaard blijven. Door de wederzijdse liefde kun je samen verder. Tussen verliefden kunnen ook meningsverschillen zijn, maar de liefde overwint alles. Ook in een huwelijk is er altijd wel eens wat meningsverschil. In elke huwelijk is er wel eens een misverstand of een periode dat je elkaar niet meer verstaat. In elk huwelijk vallen er wel eens harde woorden. Maar als je gelooft en lief hebt, dan kan de eenheid bewaard blijven.

En de liefde kan heroverd en bewaard worden door het gebed. Bidden en haten kan niet tegelijkertijd. Wie bidt houdt zijn hart zuiver. Voor het gebed gaat de duivel op de vlucht. Daar kan de duivel niet tegen. Bidden voor en met elkaar. Mét elkaar als de liefde er is. Vóór elkaar als er spanningen en verdeeldheid heerst.

Jezus stelt ons aan tot executeur testamentair, dat wil zeggen als uitvoerders van zijn testament. En wat was zijn testament? Dat wij alleen één zijn opdat de wereld tot geloof komt dat God Jezus gezonden heeft.