.

alllerzielen 2014

PREEK ALLERZIELEN 2014 Berkel

We vragen ons allemaal af hoe het met onze overledenen is. Zijn ze in de hemel? Hoe ziet het er daar uit? Zullen we ze daar terugzien?

Ik heb kortgeleden het boekje gelezen met de titel: De jongen die in de hemel was. Het gaat over een jongetje van 4 jaar, Colton, in Californie in 2003. Het boek is geschreven door zijn vader Todd Burpo, die dominee is in het dorp Imperial. Het is een waar gebeurd verhaal.

Op een dag, 27 februari 2003, is Colton ziek. Hij heeft een blinde darmontsteking, maar de dokter onderkent dat niet. Een dag later scheurt zijn blindedarm, maar het wordt nog niet onderkend. Na een week is hij doodziek en moet met spoed geopereerd worden. Hij wordt echter steeds zieker en op 17 maart deelt de dokter de ouders mee dat ze niets meer voor de jongen kunnen doen. Zijn vader zet zijn gemeenteleden aan het bidden en de volgende ochtend is het zoontje wonderbaarlijk genezen en gaat hij spelen met andere kinderen in het ziekenhuis.

Blz 12-14: Op 3 juli maakt het gezin een uitstapje met de auto en komen langs het ziekenhuis waar Colton gelegen heeft. Moeder Sonja draaide zich om op de passagiersstoel, zodat ze Colton kon zien, … ‘Weet je nog hoe het in het ziekenhuis was, Colton?’ vroeg Sonja. ‘Ja, mama, dat weet ik nog,’ zei hij. ‘Daar hebben de engelen voor me gezongen.’
Vader Todd vertelt verder in dit boek: Er viel me een logische vraag in. ‘Colton, hoe zagen die engelen eruit?’ De herinnering leek een binnenpretje bij hem op te wekken. ‘Nou, eentje leek op opa Dennis, maar die was het niet, want opa Dennis heeft een bril.’ Toen werd hij ernstig. ‘Papa, Jezus liet de engelen voor me zingen omdat ik zo bang was, en toen voelde ik me weer een beetje beter.’ Jezus?…. Ik draaide me weer om naar Colton. ‘Je bedoelt dat Jezus er ook was?’ Mijn zoontje knikte, alsof hij het over iets alledaags als een lieveheersbeestje in de voortuin had. ‘Ja, Jezus was er ook.’ ‘En waar was Jezus precies?’ Colton keek me recht aan. ‘Ik zat bij Jezus op schoot.’
‘Weet je zeker dat het in het ziekenhuis was?’ Colton knikte. ‘Ja, in het ziekenhuis. Toen ik bij Jezus was, zat jij te bidden en mama was aan het bellen.’ Wat? Nu wist ik zeker dat hij het over het ziekenhuis had. Maar hoe kon hij in vredesnaam weten wat wij toen hadden gedaan? ‘Maar jij was in de operatiekamer, Colton,’ zei ik. ‘Hoe kon jij nu weten wat wij deden?’ ‘Omdat ik jullie kon zien,’ zei Colton nuchter. ‘Ik ging uit mijn lichaam omhoog en keek naar beneden en zag dat de dokter met me bezig was. En ik zag jou en mama. Jij zat alleen in een klein kamertje te bidden en mama zat in een andere kamer en ze was aan het bidden en zat aan de telefoon.
Blz. 89: Later vraagt zijn vader: ‘Zeg Colton, weet je nog dat we in de auto zaten en dat je ons vertelde dat je bij Jezus op schoot had gezeten?’ Colton … keek naar me op. ‘Ja.’ ‘Is er verder nog iets gebeurd?’ Hij knikte. Zijn ogen straalden. ‘Wist je dat Jezus een neef heeft? Jezus vertelde me dat zijn neef hem had gedoopt.’ ‘Dat klopt,’ zei ik. ‘In de Bijbel staat dat Johannes de neef van Jezus is.’ ‘Ik weet niet meer hoe hij heette,’ zei Colton, ‘maar hij was erg aardig.’

Blz. 125: Op een avond in oktober, nog in het jaar van Coltons zieken-huisopname, zat ik aan de keukentafel aan een preek te werken en was Sonja in de woonkamer de boekhouding aan het doen. …. Ik hoorde Coltons voetstappen in de gang en zag nog net dat hij … vlak voor Sonja bleef staan. ‘Mama, ik heb twee zusjes,’ zei Colton. Ik legde mijn pen neer. Sonja niet. Ze bleef doorwerken. Colton zei nogmaals: ‘Mama, ik heb twee zusjes.’ Sonja keek op van haar paperassen en schudde bijna onmerkbaar haar hoofd. ‘Nee, je hebt één zus, Cassie… Bedoel je soms je nichtje Traci?’ ‘Nee.’ Colton klonk onverzettelijk. ‘Ik heb twee zusjes. Je hebt toch een dode baby in je buik gehad?’ … Sonja kreeg ogen als schoteltjes. Een paar tellen eerder had het Colton nog moeite gekost om haar aandacht te trekken, maar nu zag ik zelfs vanaf de keukentafel dat ze een en al oor was. “Wie heeft je dat verteld, Colton? Van die dode baby?’ Sonja klonk heel ernstig. ‘Dat heeft ze zelf gezegd, mama. Ze zei dat ze in jouw buik was doodgegaan.’
Daarop draaide Colton zich om en wilde weglopen. Hij had immers gezegd wat hij wilde zeggen en was klaar om verder te gaan. Maar voordat ons zoontje de bank had kunnen passeren, galmde Sonja’s stem al op volle sterkte door het huis. ‘Colton Todd Burpo, kom eens hier en snel een beetje!’ Colton draaide zich om en keek mij aan met een blik die zei: wat heb ik nou weer gedaan? Ik wist hoe mijn vrouw zich moest voelen. Het verlies van die baby was de pijnlijkste gebeurtenis uit haar leven geweest. We hadden het wel aan Cassie uitgelegd, want die was ouder, maar we hadden nooit iets tegen Colton gezegd omdat we het onderwerp te moeilijk vonden voor een jochie van vier. …… Een tikje nerveus sloop Colton om de bank heen, terug naar zijn moeder, en keek haar dit keer veel bedachtzamer aan. ‘Het is niet erg, mama,’ zei hij. ‘God zorgt nu voor haar.’ Sonja gleed van de bank af en hurkte vlak voor Colton neer, zodat ze hem in zijn ogen kon kijken. ‘Wat bedoel je, dat Jezus voor haar zorgt?’ ‘Nee, mama. Zijn Vader! God zelf!’ ….. ‘Hoe zag ze er eigenlijk uit?’ ‘Ze leek heel erg op Cassie,’ antwoordde Colton, ‘maar ze was kleiner en had donker haar.’ … Colton ging nu uit zichzelf verder. ‘In de hemel kwam dit kleine meisje naar me toe en hield maar niet op met me te knuffelen,’ zei hij, op een toon die duidelijk aangaf dat hij niet gediend was van al dit geknuffel door een meisje. ‘Misschien was ze gewoon blij dat ze iemand van haar familie zag,’ opperde Sonja. ‘En meisjes knuffelen nu eenmaal graag als ze blij zijn.’ Colton leek niet overtuigd. Sonja’s ogen lichtten even op toen ze vroeg: ‘Hoe heette ze? Hoe heette het kleine meisje?’ ….. ‘Ze heeft geen naam. Jullie hebben haar geen naam gegeven.’ ‘Dat klopt’, Colton. Zei Sonja, ‘we wisten niet eens dat ze een meisje was’. En Colton vervolgde: ‘En ze zei dat ze niet kon wachten totdat jij en pappa naar de hemel komen’.

Blz.116: Tijdens een autorit vroeg Colton opeens: ‘Papa, jij had toch een opa die je “Pop” noemde?’ ‘Ja, dat klopt,’ antwoordde ik. ‘Hij is overleden toen ik ongeveer net zo oud was als jij nu bent.’ ‘Was hij de papa van jouw mama of van jouw papa?’ ‘Pop was de vader van mijn moeder.’ Colton glimlachte. ‘Hij is erg aardig.’ Ik reed bijna pardoes het maïsveld in. Het is bijzonder vreemd om je eigen zoontje in de tegenwoordige tijd te horen praten over iemand die al meer dan een kwarteeuw dood is, maar ik probeerde te doen alsof er niets aan de hand was. ‘Wat bedoel je? Heb je Pop gezien?’ ‘Ja, ik heb in de hemel bij hem gelogeerd. Heb je hem goed gekend, papa?’ ‘Eh, ja,’ was het enige wat ik kon uitbrengen. Het duizelde me. … “Colton, hoe zag opa er uit?” Hij moest grinniken. ‘O papa, opa heeft echt hele grote vleugels. Mijn vleugeltjes waren heel klein, maar die van opa waren gigantisch’.
Blz.136: ik stelde hem een strikvraag. ‘Je zei dat je bij Pop hebt gelogeerd,’ begon ik. ‘Wat deden jullie dan als het donker werd en je met Pop naar huis ging?’ Colton keek me opeens ernstig en fronsend aan. ‘Het wordt in de hemel nooit donker, pap! Wie heeft je dat verteld?’ Ik hield voet bij stuk. ‘Hoe bedoel je, “het wordt nooit donker”?’ ‘God en Jezus verlichten de hemel. Het wordt er nooit donker. Het is er altijd licht.’

Blz. 156: Toen Colton ons vertelde dat hij in de hemel Opa had ontmoet, viel het me op dat hij het uiterlijk van Jezus heel precies kon omschrijven en dat zijn ongeboren zusje ‘iets kleiner’ was dan Cassie, ‘maar met bruin haar’. Maar wanneer ik vroeg hoe Opa eruitzag, had hij het vooral over diens kleren en het formaat van zijn vleugels. Wanneer ik naar Opa’s gezicht vroeg, had Colton niet veel te zeggen. En dat zat me eerlijk gezegd best wel dwars. Op een dag nam ik Colton mee naar mijn werkkamer in de kelder en haalde de dierbare foto van Opa uit de la. ‘Kijk, zo herinner ik mij Opa,’ zei ik. Colton pakte het lijstje met beide handen vast en staarde een paar minuten lang naar de foto. Ik wachtte op een blijk van herkenning, maar die kwam niet. Wel verscheen er een frons tussen zijn wenkbrauwen en hij schudde zijn hoofd. ‘Pap, in de hemel is niemand oud,’ zei Colton. ‘En niemand draagt een bril.’ Toen draaide hij zich om en liep de trap op naar boven. In de hemel is niemand oud… Die uitspraak zette me aan het denken. Enige tijd later belde ik mijn moeder …. ‘Mam, heb je nog foto’s van Opa in zijn jonge jaren?’ ‘O ja,’ zei ze, ‘maar dan moet ik wel even graven. Zal ik ze opsturen?’ …. Een paar weken later vond ik een envelop van mijn moeder in de brievenbus, waarin een fotokopie van een oude zwart-witfo-to zat. …. Opa was in 1943, het jaar dat de foto was genomen, een knappe jonge vent van negenentwintig geweest. Toen Sonja en ik die avond in de voorkamer zaten, riepen we Colton bij ons en ik liet hem de fotokopie zien. ‘Kijk eens, Colton,’ zei ik. ‘Wat denk je hiervan?’ Hij pakte het vel papier uit mijn hand, bekeek het en keek verrast op. ‘Hé’, zei hij blij, ‘Hoe kom je aan een foto van opa?”

Blz. 191: Tenslotte schrijft dominee Todd Burpo: Veel van onze katholieke vrienden willen weten of Colton Maria, de moeder van Christus gezien heeft. Ook daarop is het antwoord: ‘Ja’. Hij heeft haar voor de troon van God zien knielen en haar op een ander moment aan de zijde van Jezus zien staan. “Ze houdt van hem, want ze is zijn mama”, aldus Colton.
Zijn vader heeft hem ook eens gevraagd hoe lang hij in de hemel was. Het antwoord was: “drie minuten”
In het boekje staan nog veel meer interessante dingen: over de troon van God, de relatie tussen de Vader, de Zoon en de heilige Geest, dieren in de hemel, de hemelpoort, het nieuwe lichaam van de mens in de hemel, de eindstrijd tegen de duivel, de kinderen in de hemel, van wie Jezus ontzettend veel houdt. Maar dat kan ik nu niet allemaal vertellen. Het boekje is nog te koop in de boekhandel.
Ik heb die stukjes voorgelezen die vertellen over onze dierbare overledenen die in de hemel zijn. Een kind van vier jaar verzint dat niet. Het bevestigt wat Jezus en de apostelen ons in de bijbel vertellen. Moge dat ons tot troost zijn.

SLOTWOORD

Opa lag op sterven. Een kleinzoontje van ongeveer zes jaar vroeg zijn moeder: ‘Mama, gaat opa dood?’ ‘Ja, Paul.’ ‘Kan ik dan nooit meer naar hem toe?’ ‘Nee, dan komt hij nooit meer bij ons.’ Het was even stil. ‘Gaat opa naar de hemel?’ ‘Ja.’ ‘Maar, eh, als nou iedereen naar de hemel gaat, dan zijn er wel duizend miljoen mensen in de hemel, hoe kan ik opa dan later terugvinden?’ Het was weer stil. Toen zei Paul: ‘O, ik weet het al: je ziet natuurlijk alleen de mensen van wie je houdt.’ Hij ging weer spelen.