.

32e zondag door het Jaar B

32e ZONDAG DOOR HET JAAR B Rodenrijs en Bleiswijk

INLEIDING

Deze week is het nieuwe kabinet beëdigd. Er is veel ophef over de zorgverzekeringsplannen in het nieuwe regeerakkoord. Veel mensen zouden er in koopkracht op achteruitgaan. Ik ga er niet over oordelen of dat rechtvaardig is of niet. Ik stel er wel de vraag bij of dat erg is. We zijn vele jaren in koopkracht gestegen. Maar tien jaar geleden hadden we het toch ook erg goed? Vandaag zullen we twee verhalen horen over arme weduwen zonder pensioen en AOW die toch niet protesteren maar zelfs van het weinige dat ze bezitten uitdelen en weggeven.

LEZINGEN: EERSTE: 1 Koningen 17,10-16 EVANGELIE: Marcus 12,38-44

Drie jaar geleden was er een bijzondere gebeurtenis in een van onze grote steden: daklozen liepen een sponsortocht voor daklozen in de derde wereld. Zelf hebben ze geen dak boven hun hoofd maar ze verzamelden geld voor huizen voor lotgenoten in arme landen. Ze haalden 800 euro op.
Franciscus keerde zich af van een rijk, luxe en comfortabel leven toen hij eens een dag zijn kleding geruild had met die van een bedelaar en voelde wat een arme voelt.
Moeder Teresa eiste van haar zusters dat ze straatarm zouden worden om de allerarmsten te kunnen helpen. Alleen zo kunnen ze meevoelen wat het is om arm te zijn. Dankzij hun armoede worden andere mensen vrijgevig en kunnen de zusters veel doorgeven aan de armen.
Moeder Teresa vertelde zelf eens dat er op een dag geen suiker meer was in een kindertehuis. Het was ontzettend moeilijk suiker te krijgen voor haar kinderen. Een klein hindoe-kind, vier jaar oud, hoorde ervan. Hij rende naar huis en vertelde zijn ouders: “Ik wil drie dagen geen suiker eten. Ik wil mijn suiker geven aan moeder Teresa”. Hoeveel suiker kan een kind van vier jaar eten? Een klein bekertje. En het kind zei Moeder Teresa: “Ik at drie dagen geen suiker; ik geef u dit voor uw kinderen” “Dat kind beminde werkelijk met grote liefde. Het gaat er niet om hoeveel je geeft, maar durf te geven tot het pijn doet.” Aldus Moeder Teresa.
Deze gebeurtenissen zijn prachtige voorbeelden van wat Jezus zegt in het evangelie over de arme weduwe: “Zij heeft meer gegeven dan alle anderen, want anderen gaven uit hun overvloed en zij gaf alles waar ze van leven moest”.
– alles geven waar je van leven moet: maar o wat is het moeilijk in onze maatschappij:
– reclame stuwt ons als in een stormvloed de andere kant op: de kant van het bezit. Zij suggereert: als je dit of dat niet hebt, dan tel je niet mee.

– hoe kunnen wij er toe komen alles te geven waarvan we leven moeten? Het lukt ons niet eens onze overvloed weg te geven. Het bezit geeft ons schijnbare zekerheid voor de toekomst. Niemand is graag afhankelijk van anderen, van de staat of van de familie.

– In deze maand gedenken wij twee heiligen:
11-11: St.Maarten: als dienstplichtige gaf hij bedelaar de helft van zijn soldatenmantel omdat hij hem niet helemaal mocht geven; hij wilde kluizenaar zijn, maar werd tegen wil en dank uit zijn kluis gehaald en tot bisschop verheven. Leefde echter toch in alle eenvoud verder, liep in monnikskleding i.p.v. een bisschoppelijk ornaat.
17-11: St.Elisabeth van Thüringen: hongaarse koningsdochter, uitgehuwd aan koning Lodewijk IV, deelde veel aan armen uit, weigerde op het paleis te eten wat onrechtvaardig verkregen was, sloot zich aan bij derde orde van Fransiscus en vervreemde daarom van haar omgeving; na dood van haar man ontvlucht ze het kasteel en leefde ze verder zonder inkomsten Ze liep in de grijze kleding van die orde i.p.v. in koningsgewaad, werkte in een ziekenhuis en deed werk wat niemand wilde doen.

– waar ’t om gaat is of we de bereidheid hebben alles te geven Daar moeten we onszelf op onderzoeken.

– God vraagt ons of we bereid zijn alles op het spel te zetten. Of we ook concreet alles moeten wegdoen zal Hij dan wel laten weten.
-Geven: het gaat daarbij niet alleen om geld. Het gaat ook om onze tijd, onze energie, onze inzet, onze gezondheid, onze talenten, onze vreugden en kennis: ook dat zijn rijkdommen die we bezitten. God wil dat we alles inzetten, dat we alles op het spel zetten dat Hij met ons speelt.

Over geven zijn hele mooie en treffende uitspraken gedaan waar we veel van kunnen leren. Ik wil er een aantal citeren, ter lering en vermaak.
Een prachtig spreekwoord is natuurlijk: Wie geeft wat hij heeft is waard dat hij leeft.

Over gierigheid:
– Hoe voller de geldkist van een vrek, hoe leger zijn hart.
Een leuk rijmpje: – Een vet zwijn en een gierigaard worden eerst na hun dood wat waard.

Onze gierigheid wordt vaak met een excuus goedgepraat. Het mooiste smoesje wordt in de volgende uitspraak meesterlijk verwoord: – Menigeen die niemand helpt zegt: ik kan toch niet iedereen helpen!

Onze motieven om te geven zijn niet altijd zuiver. Ook daarover heb ik enkele uitspraken:
– Een bedelaar zonder omstanders ontvangt weinig aalmoezen. De arme aan wie wij een aalmoes geven zou dikwijls beter de omstanders kunnen bedanken dan onszelf.
Een ander vals motief vinden we in deze uitspraak:
– Er wordt meer liefdadigheid bedreven om zijn eigen geweten te sussen dan om anderen wel te doen.
en een arabisch spreekwoord geeft weer een ander vals motief aan: – Wie een geschenk op een ezel brengt, verwacht een geschenk op een kameel terug te krijgen.
Met andere woorden: mensen geven vaak om er zelf later beter van te worden.
Het kan ook zijn dat we de ander aan ons willen binden of tot iets wil verplichten:
– Er zit een haak in iedere weldaad, die zich in de kaak vasthecht van hem die de weldaad aanneemt, en hem heen sleept waar de weldoener wil.

Tot zover over valse motieven. Nu gaan we over tot het onderscheiden van echte edelmoedigheid:
Daniel Stern zegt: – Velen geven aalmoezen, doch slechts weinigen beoefenen de barmhartigheid.
Geven moet dus voortkomen uit een verlangen naar barmhartigheid en rechtvaardigheid.

– De aalmoes is de zuster van het gebed. (Victor Hugo). We kunnen niet echt bidden en in God geloven als dat niet samengaat met vrijgevigheid.

Van Jacob Revius is de uitspraak: Ieders gift is aangenaam, die deelt naar dat hij heeft: God rekent niet hoeveel, maar ván hoeveel hij geeft.
En zo komen wij weer bij de lezingen van vandaag, waarin we deze uitspraak prachtig geïllustreerd zien in het voorbeeld van de weduwen: zij brengen echt een offer, omdat ze het laatste geven wat ze hebben, alles waarvan ze moesten leven.

Tot echt geven kunnen we alleen maar komen als we geloven dat we alles wat we hebben ook maar gekregen hebben. Met niets kwamen wij ter wereld, met niets zullen we de wereld ook weer moeten verlaten. Er zijn mensen die geen afstand kunnen doen van de bezittingen die ze verworven hebben.

Chiara Lubich heeft gezegd: “Wij moeten omgaan met aardse goederen als beheerders. … Aardse goederen zijn op zich niet slecht, maar we moeten ze wel goed gebruiken. Niet onze hand moet er afstand van bewaren, maar ons hart.”
Dat is het geheim van de weduwen waarover de lezingen spreken: zij vertrouwen er op, dat God in de toekomst voor haar kan zorgen. Zij gaven alles, dat wil zeggen dat ze ook zichzelf gaven. Zij waren het waard dat ze leefden.