.

28e zondag door het Jaar C oogstdankdag

PREEK

Broeders en zusters,

 

Ik zou eens willen nagaan hoeveel procent van de kerkgangers nog in de tuinbouw werkt. Steekt u eens een hand omhoog als u in de tuinbouw werkt.

Het is nog maar een klein percentage. Toch wil ik één keer per jaar expliciet stilstaan bij de tuinbouw, op deze oogstdankdag. Ik hoop niet dat de anderen dan in slaap vallen want halverwege mijn preek heb ik toch een boodschap voor iedereen.

 

Het wereldbeeld waarin een agrarische samenleving, innig verbonden met de seizoenen, een vanzelfsprekende zaak was, ligt ver achter ons. Toch blijft land- en tuinbouw van belang. De ontwikkelingen in de land- en tuinbouw gaan hard. Schaalvergroting is aan de orde van de dag. Sommige tuinders voelen zich al slaaf van het nieuwe marktsysteem De afzet verandert in ieder geval sterk en de coöperatieve gedachte staat sterk onder druk. De relaties op de werkvloer veranderen, verzakelijken. De inzet van flex-arbeid en de uitzendkrachten, waaronder veel buitenlanders,  maken de arbeid steeds meer tot kostenpost van de productie.

Op het Tweede Vaticaans Concilie, 50 jaar geleden, is er gesproken over de arbeid. In het document Gaudium et Spes, vertaald Vreugde en Hoop, schrijven de bisschoppen van toen: “De arbeid van de mens is belangrijker dan de andere elementen van het economisch leven, want deze hebben slechts een instrumentele waarde.   …Door de arbeid schept de mens een band met zijn medemensen en dient hen,  en kan hij … met God samenwerken aan de vervolmaking van de schepping”. Einde citaat.  Dit betekent volgens mij dat het scheppen van werkgelegenheid belangrijker is dan het maken van winst. Een christelijke ondernemer die dus veel winst maakt, zou volgens mij vrijwillig wat meer mensen in dienst kunnen nemen in plaats van te automatiseren.

 

 

De productie in de tuinbouw krijgt steeds meer de trekken van de industrie. Een vooruitgang is wel dat we steeds meer milieubewust gaan produceren. Dat is ook een bijbelse opdracht.

Het zou goed zijn om ondanks alle technologie, automatisering en wetenschap, ons ervan bewust te blijven dat we met Gods schepping bezig zijn. Ook als het goed gaat en wij de natuur voor een groot deel kunnen beheersen, zouden we God moeten danken. Uiteindelijk  komen de basisvoorwaarden voor een goede oogst uit zijn hand: namelijk de groeikracht die in de natuur ligt en de werkkracht die de arbeider in zijn lichaam heeft.

 

De belangrijkste dingen in het leven zijn gratis. Phil Bosmans schrijft dat zo prachtig in zijn boek “In liefde weer mens worden”, blz.164: “De essentiële dingen van het leven zijn gratis! De schoot van je moeder, en een vader die zingt. De zon en de vriendschap. Een plaats aan tafel en een hartelijke omhelzing. Het licht in de lente. Het lachen van een kind. Het lied van een vogel. Het kabbelen van de beek. Het sap in de bomen, het golven van de zee. De dag en de nacht. De rust en de stilte. De zevende dag. Het leven. Het mens-zijn op aarde.

Ik vind het fantastisch! Het kloppen van mijn hart, 103.000 keren per dag, zomaar, gratis. Het is niet te geloven. Ik mag elke dag 20.000 maal ademen en voor de 137 kubieke meter lucht, die ik daar voor nodig heb, wordt me nooit een rekening aangeboden.”

 

Al die gratis dingen zijn uitingen van Gods liefde.

Als we genieten van het leven, dan mogen we God niet vergeten, die ons al dat moois geschonken heeft.

 

Hoe vaak zien we niet dat mensen God zoeken in nood, maar vergeten als het hen goed gaat.

Dat zien we al in het evangelie: 10 melaatsen riepen de hulp van Jezus in: luidkeels riepen ze: “Jezus, Meester, ontferm u over ons”. Ze konden zichzelf niet redden door de rampzalige melaatsheid. Melaatsheid betekende dat al je familie en vrienden je in de steek lieten, dat je niet meer in de bewoonde wereld mocht komen en dat je dus geen werk kon verrichten, niets kon verdienen en afhankelijk was van de liefdadigheid. Jezus stuurt hen naar de priesters. In die tijd moesten priesters vaststellen of iemand van melaatsheid genezen was. Onderweg worden ze gereinigd. Nu kunnen ze zelf weer in hun levensonderhoud voorzien. Ze kunnen werk zoeken, gewoon met de mensen omgaan en hun leven opbouwen.

En wat zien we? Ze zijn gelijk vergeten aan wie ze hun genezing te danken hebben. Ze waren natuurlijk gelijk vol van allerlei plannen om hun familie weer op te zoeken, een huisje te gaan bouwen, weer aan het werk te gaan, etc. Slecht één denkt aan Jezus en gaat Hem bedanken. En het was net die ene die door de joden als een niet-rechtzinnige gelovige werd beschouwd. Die ene was nu juist de buitenlander. Ook in deze tijd zien we dat de Nederlanders wegblijven uit de kerken, maar juist de buitenlanders de leeggevallen plaatsen weer opvullen, met name in de grote steden.

 

In de eerste lezing zien wij het zelfde. Een melaatse Syriër wordt gereinigd door bemiddeling van de profeet Elisa. Hoewel hij geen jood was, erkende hij toch God als de Redder en ging de profeet daarvoor bedanken.

Dan staat er iets heel vreemds: hij wil een vracht aarde meenemen naar huis. Waarom? Daarvoor moeten we even weten dat in die tijd elk land zijn eigen goden vereerde. De God van Elisa werd dus alleen in Israël vereerd met brand- en slachtoffers. De Syriër wil dus als het ware een stukje van het land Israël overbrengen naar Syrië zodat hij daar ook die God van Israel kan gaan vereren. (Zouden de machthebbers en rebellen in Syrie dit nu ook maar beseffen. Dan zou er geen oorlog zijn.)

 

Die vracht aarde is dus een souvenir met een bijzondere betekenis. Het zal hem steeds herinneren aan de oorsprong van zijn levensgeluk: de God van Israël.

Alle tuinders die op substraatteelt overgaan zouden eigenlijk een klein hoekje open grond moeten bewaren om er aan te denken dat ze met Gods natuur bezig zijn.

Dat is maar een vrijblijvende suggestie. Wat ik eigenlijk wil zeggen is dat we niet mogen vergeten waar de oorsprong ligt van ons leven, van alles wat we hebben verdiend, geoogst en verworven door onze dagelijkse arbeid. Hoe meer het ons voor de wind gaat, hoe meer we naar de kerk zouden moeten komen om God te danken.

We vieren  oogstdankdag omdat we God willen danken voor de gaven van het leven, de gaven van de aarde, die het ons mogelijk maken om samen een goed leven op deze aardbodem op te bouwen.

 

Dankbaarheid is zo iets bijzonders. Dankbaarheid is iets wat het leven een gouden glans geeft. Dankbaarheid houdt in ons het bewustzijn levend dat het leven een gave is die we niet verdiend hebben.

Daarom is het zo ontzettend belangrijk dat ouders hun kinderen leren dank-je-wel te zeggen als ze iets krijgen. En dat we aan tafel nog bidden.

 

Dankbaarheid is het geheugen van het hart.

 

Het mooiste lied van alle kerkliederen vind ik nog altijd dat aloude eenvoudige lied “Dank u voor deze nieuwe morgen”. En de mooiste zin daarvan vind ik de laatste: “Dank U, o Heer, ik wil U danken, dat ik danken kan”.