.

23e zondag jaar C 2013 Bergschenhoek en Berkel

PREEK
– Theo heeft een vriendin: Christa. Hij weet dat Christa van puzzelen houdt en op een dag neemt hij een puzzelboekje voor haar mee met doorlopers. Christa zegt: “wat leuk”, pakt een pen en begint gelijk aan de eerste doorloper. “Kook jij het eten maar”, zegt ze. Theo doet het. Aan tafel ligt het puzzelboekje naast haar bord. Het enige wat ze onder het eten aan Theo vraagt is een ander woord voor ontroering, een ziekte bij kippen, een stof in vormeloze toestand, een edelmetaal en een loofboom. Na het eten mag Theo de afwas doen, want zij wil de puzzel afmaken. Daarna zouden ze naar een toneelvoorstelling gaan, maar Theo krijgt te horen dat Christa liever thuis blijft om te puzzelen.

– Wat zal Theo bij zichzelf denken? Hoe zit dat nu? Houd je meer van dat puzzelboekje dan van mij? Ben ik niets meer waard voor jou? Moet Christa de Schenker niet meer beminnen dan het geschenk?

Ik kom er zo op terug.

– Bij het huwelijk in de kerk wordt gevraagd of man en vrouw bereid zijn kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden. Veel mensen spreken over kinderen nemen. Anderen over kinderen krijgen. Wat lijkt u de beste formulering? Als men spreekt over kinderen nemen dan krijg ik het gevoel dat die kinderen er moeten komen voor het plezier van de ouders, zoals ze een nieuwe t.v. nemen of en cd-speler waar ze zich mee bezighouden als ze er zin in hebben. Uit de formulering “kinderen krijgen” spreekt voor mij de bereidheid zich voor de kinderen in te zetten zoveel als dat nodig is en hen ook weer vrij te laten als ze volwassen worden.

“Krijgen” wil zeggen: aannemen van een ander. Ontvangen. Uit Gods hand.

Vanuit die houding kunnen we elke mens zien als kind van God. Ook de levenspartner en de ouders. Ook een vriend, een vriendin, een medewerker, een buurvrouw.

En als we iets krijgen dan zeggen we dank je wel. Een geschenk is op de eerste plaats een gebaar van liefde van de Gever. Moeten we de Schenker niet meer beminnen dan het geschenk?

– In het evangelie hoorden we dat Jezus zegt: “Wie zijn familie en zichzelf niet haat kan mijn volgeling niet zijn” Hé, haten? We moeten toch liefhebben? Staat er geen drukfout? Jezus zegt het zwart/wit. Met een oosterse uitdrukking. Net zo iets als: “Loop naar de maan”. Dat moet je niet letterlijk opvatten. Hij bedoelt hier vast niet dat we een affectieve afkeer van onze man, vrouw of kinderen moeten hebben. Want Hij preekte altijd overal de liefde.

We komen de betekenis van het woord haten in dit verband op het spoor als we de paralleltekst bij Matteüs lezen. Dan staat er : “wie medemensen meer bemint dan Mij .. is Mij niet waardig”

– God is de Schenker van het leven. Daarom dienen we God boven alles lief te hebben.

Hij geeft ons broers, zussen, vader, moeder, vrouw, kinderen. Hoe meer we van hen houden, hoe meer we van God de Gever moeten houden.

Anders zal God zich voelen als Theo in mijn verhaaltje aan het begin, die na het schenken van een puzzelboekje door Christa niet meer aangekeken werd.

– God liefhebben boven alles is nog niet genoeg. Wie echt van iemand houdt, heeft alles voor die ander over. Die is ook bereid in zijn of haar lijden te delen, die is bereid zijn leven voor de ander te geven.

– Wie van God houdt, die deelt ook in het lijden van God. En God lijdt als er kwaad en onrecht op deze aarde gebeurt, zoals nu in Syrie. Wie Jezus wil volgen, die blijft niet onverschillig tegenover het kwaad en onrecht in deze wereld. Die leeft mee met de lijdende medemens. Die is bereid zijn kruis op zich te nemen. Die is bereid zijn leven te geven.

– Dat betekent dus dat je niet op jezelf gericht bent. Dat je jezelf wegcijfert voor de ander.

– Jezus vraagt dat je er goed over nadenkt als je Hem wilt volgen.

Hem volgen is niet alleen maar zondags naar de kerk gaan of jezelf tevreden stellen met geen groot kwaad te doen. Hem volgen is niet met de mond belijden dat Jezus een goed mens was of de Messias die ons verlost.

Wie Jezus wil volgen stelt zichzelf beschikbaar voor God. God mag je dan alles vragen.

– Daarom is het nodig dat je er goed over nadenkt alvorens Jezus te volgen.

– In de eerste lezing hoorden we een bijzonder verhaal. Filemon heeft een lastige of misdadige slaaf naar Paulus toegestuurd. Misschien op advies of verzoek van Paulus. Filemon zal gedacht hebben: “Zo, van die lastige jongen zijn we af”. Maar Paulus brengt de slaaf tot bekering en stuurt hem terug met het verzoek de slaaf vrij te laten en als een broer te gaan beschouwen. Dat zal wel even slikken geweest zijn voor Filemon. Paulus drukt het sterk uit: “Mijn verzoek geldt het kind dat ik hier in de gevangenis heb verwekt”. De slaaf is tot geloof gekomen en door het doopsel wedergeboren, verwekt als kind van God. Filemon krijgt hem niet terug als slaaf, maar als broeder. Als volgeling van Jezus moeten we iedereen uit liefde tot Christus  als een broer of zus aanvaarden.

Jezus zegt niet dat we iedereen aardig moeten vinden, maar wel dat we iedereen lief moeten hebben, zelfs onze vijanden, omdat iedereen een kind van God is.

 

Een paar jaar geleden heb ik een vriend geholpen om zijn moeder te verhuizen naar een verzorgingstehuis. Wat mij trof was dat mijn vriend nu voor zijn moeder moest doen wat zijn moeder zoveel voor hem gedaan had: opruimen, kleren wassen, inpakken, uitpakken, handdoeken kopen, etcetera. De rollen waren eigenlijk omgedraaid: vroeger zorgde zij voor hem, nu hij voor haar.

Herkent u die situatie? De meesten van ons zullen er wel eens direct of zijdelings mee te maken hebben gehad.

Verhoudingen, rollen en taken liggen niet vast. Een kind blijft niet altijd kind, een ouder niet altijd ouder. Je ziet wel eens dat een ouder een volwassen kind niet los kan laten en niet uit huis kan laten gaan. Of dat een gehuwde toch meer naar eigen ouders dan naar een levenspartner luistert. Dat is niet goed. Dan beschouwt de ouder het kind teveel als een bezit, en niet als een geschenk van God.

Maar ook man en vrouw blijven niet altijd elkanders gelijke levenspartner, elkanders steun en toeverlaat. Als de één geestelijk aftakelt dan kan dat voor de ander betekenen dat hij of zij als het ware vader of moeder voor de le­venspartner wordt.

Het proces van loslaten en verandering van verhoudingen vraagt tijd, kost pijn, verdriet, moeite en strijd. Juist de lezingen van vandaag kunnen ons daarbij helpen. Jezus zegt: “Niemand van u kan mijn leerling zijn als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit”. De lezingen van vandaag brengen ons zo in een juiste verhouding met de ander.

 

In alle relaties geldt dat we de ander uit Gods hand hebben ontvangen.

En als we iets krijgen dan zeggen we dank je wel. En op de tweede plaats moeten we bereid zijn niet alleen de lusten, maar ook de lasten aan te nemen. Of zoals Jezus zegt: zijn kruis dragen om Hem te volgen.

Vragen we daarvoor de kracht en de wijsheid van de Heilige Geest.

Berkel: Vandaag vieren we het feest van Onze Lieve Vrouw Geboorte, het patroonsfeest van deze kerk. We willen God danken voor de geboorte van Maria. Zij was een groot geschenk van God aan de mensheid en besefte als moeder dat ook haar kind Jezus een geschenk van God aan de mensheid was. Zij moest haar kind later ook los laten, toen Jezus van huis ging en zijn eigen weg ging. En nogmaals toen Jezus stierf aan het kruis. Maria heeft deze offers gebracht en daar willen we haar voor danken en vereren.