.

2 preken voor de 2e zondag van de 40-dagentijd 2013

PREEK VAN DE WEEK     2e zondag van de veertigdagentijd  23/24 februari 2013 JAAR C

Pijnacker en Bleiswijk

LEZINGEN:                         EERSTE LEZING:  Filipenzen 3,17-4,1                                                 EVANGELIE: Lucas 9,28b-36

THEMA: Nu even niet!

 

Het is goed dat we af en toe naar de wc moeten. 
Dan is er tenminste nog even een momentje rust in onze drukke dag. 
Want we moeten zoveel tegenwoordig. 
Er is een populair liedje van Toontje Lager waarin de zanger zingt 
wat hij nog allemaal moet doen:
M'n boodschappen nog doen
En straks de vuile was
M'n haar dat wil ik groen
Maar dat kan morgen pas
De huur nog overmaken
En de tandarts zometeen
Naar Valkenburg of Aaken
Waar moet ik dit jaar nou weer heen
008 Bellen
Had ik dat boek nou uit of niet
Vergeet de vuilniszakken niet
Die afspraak was veranderd
En, oh, verrek, dat feest
Zoveel te doen
Ik heb nog zoveel te doen
Ik moet de zon in Japan onder zien gaan
Zoveel te doen
Ik heb nog zoveel te doen
Ik moet het oerwoud eens in bloei zien staan
 
De krant ligt nog te wachten
Ik moet wat doen aan sport
Slapeloze nachten
Want de dagen zijn te kort
Ze zijn te kort
 
Belastingformulieren
Te laat zo'n week of twee
Ik zou langs bij haar vanavond
Of kwam ze nou bij mij
M'n agenda moet ik bijhouden
Maar ik heb te weinig tijd
Te weinig tijd
 

Hoe vaak moeten we niet tegen onszelf en anderen zeggen: “Ik heb geen tijd”.

 

We hebben daarom allemaal behoefte aan momenten van rust. Even lekker niets doen. Niets moeten, geen gezeur aan onze kop. We kennen misschien nog die reklame met de uitspraak: “Nu even niet”. Sommigen zoeken dat in een vakantie, een weekend of een midweek. Anderen gaan een paar dagen naar een klooster. In de drukke winkelcentra van grote steden zie je tegenwoordig overal stiltecentra: kleine kapelletjes waar mensen even binnen kunnen lopen om verkoeling en rust te vinden. Oases in het moderne leven.

 

Je kunt er niet omheen. Anders houd je het niet vol. Je kunt niet altijd doordraven en gehaast zijn. Wie in de woestijn een oase voorbijgaat die redt het niet. Die komt verderop om van de honger en de dorst.

Velen lopen de oases tegenwoordig voorbij. Zou dat niet een oorzaak zijn van de vele zelfmoorden? Waarom kunnen mensen het lijden niet meer dragen? Is dat niet omdat ze in het lijden God niet meer weten te vinden? Ik stel het als vraag. Ik weet het antwoord niet. Maar ik zie in het leven van vele heiligen dat ze het lijden heldhaftig gedragen hebben vanuit hun geloof.

 

Jezus zocht de stilte op de top van een berg. Meestal alleen. Eenmaal nam Hij drie apostelen mee. Op de berg verschenen Mozes en Elia. Dat waren ook woestijn-mensen, of beter gezegd: oase-mensen. Mozes was eens met het volk van Israël door de woestijn getrokken. Hij had zelf op de rotsen geslagen om water te doen ontspringen. Hij had gezorgd voor manna in de woestijn. Hij had op de top van de berg Sinaï God ontmoet en de 10 geboden gekregen.

Elia was door de woestijn gezworven en ten prooi aan honger waren er raven komen aanvliegen om hem brood te brengen.

 

Petrus had het op de berg Tabor zo naar zijn zin dat hij er wilde blijven. Hij wilde er drie tenten opslaan, als op een camping. Maar een oase is geen plaats om te blijven wonen. Een oase is een pleisterplaats om nieuwe kracht op te doen en weer verder te gaan. De woestijn weer in.

 

In die zin was het verblijf op de berg voor de apostelen een pleisterplaats vlak voor een heel moeilijke tijd. Het was vlak voor Jezus’ lijden.

Bij Lucas staat dit verhaal direct na de eerste lijdensvoorspelling van Jezus. De tocht van Jezus naar de top van de berg Tabor heeft dus nog meer betekenissen dan alleen wat rust zoeken. Het staat in direct verband met zijn lijden. De apostelen mogen even zien dat het lijden een doortocht is en niet het einde. Het lijden van Jezus is een doortocht naar zijn verheerlijking in de hemel. Even mogen ze Jezus al zien in zijn hemelse gestalte. Even maar. Dan moeten ze verder. Met Jezus mee naar Jeruzalem, het lijden tegemoet. Daar komen ze niet omheen.

 

Alleen door het lijden komen ze tot de verheerlijking. De drie apostelen die meegingen op de berg Tabor moesten ook mee in de Hof van Olijven. Het waren Petrus, Jacobus en Johannes. Maar in de Hof van Olijven vielen ze in slaap. En toen de soldaten kwamen sloegen ze op de vlucht. Petrus verloochende Jezus drie maal. Alleen Johannes stond nog onder het kruis. Zelfs de verheerlijking op de berg was voor twee van de drie niet genoeg om het lijden op heldhaftige wijze te doorstaan.

 

In het gewone leven komen wij ook voor vele beproevingen te staan:

  • we moeten veel overwerken of het werk is te zwaar voor ons
  • ons werk kan op den duur sleur worden en er kunnen spanningen ontstaan met collega’s
  • ons huwelijk kan op den duur sleur worden en er kunnen problemen met elkaar of met de kinderen ontstaan.
  • het leven kan doorkruist worden door ziekte of ongeluk

 

Denken we dan nog terug aan die momenten in ons leven dat God tekens gaf van zijn liefde? Aan die momenten van verheerlijking? Aan die momenten van vreugde en blijdschap?

Denken we dan terug aan die mooie feesten die we gehad hebben: onze 1e communie, vormsel, huwelijk, jubileum, onderscheiding?

 

Gebruiken wij de oases wel voldoende om krachten op te doen? Laten we vele kansen die God ons geeft om ons voor te bereiden op het lijden niet voorbijgaan? De sacramenten, de vieringen in de veertigdagentijd? De mooie hoopvolle liederen die we hier wekelijks zingen?

De kerk is een oase in de zakelijke, haastige en onpersoonlijke wereld van vandaag. In de geestelijke woestijn van onze westerse commerciële individualistische samenleving. Ook hier in Pijnacker/Bleiswijk.

 

(Bleiswijk: vorige week was ik bij een ontmoeting van de kerken met de burgemeester en wethouders van Lansingerland. Ik heb toen gevraagd naar het beleid van deze gemeente wat betreft de zondagsrust, als onmisbaar element voor de sociale cohesie waar veel over gepraat werd in die bijeenkomst. Tot mijn vreugde vertelde de burgemeester dat de huidige gemeenteraad het aantal koopzondagen heeft teruggebracht tot het wettelijk verplichte aantal.)

 

Als we naar de kerk gaan dan mogen we tegen de wereld om ons heen zeggen: “Nu even niet.“

Want in de kerk vinden we de kracht om daarna onze verantwoordelijkheid en plichten weer op ons te nemen en het lijden van onszelf en van medemensen mee te dragen.

 

PREEK VAN DE WEEK     2e VASTEN ZONDAG  JAAR C 2013 Veenhage

LEZINGEN:                               EERSTE LEZING:  Fil.3,17-4,1          EVANGELIE: Lucas 9,28b-36

THEMA: Leven in het licht

 

Beste mensen,

In dit leven hebben we eigenlijk maar één zekerheid wat betreft de toekomst: eens zullen we sterven. De gedachte daar aan kan ons angstig maken en daarom denken we er liever niet aan. Maar vroeg of laat worden we allemaal geconfronteerd met het overlijden van medemensen. En dan ontkomen we er niet aan er even bij stil te staan.

 

Jezus voorspelde zijn eigen lijden en dood. De apostelen wilden dat niet horen. Maar Jezus wil hen er toch op voorbereiden. Daarom neemt Hij er 3 mee naar de berg Tabor. Het zijn dezelfde 3 apostelen die Hij het verst mee zal nemen in de Hof van Olijven  om op de avond voor zijn dood met Hem te bidden en te waken. Op de berg Tabor mogen ze al even zien hoe het zal zijn in de hemel:  Jezus zal daar zijn als een verblindend licht. Daar zullen we mensen uit het verleden die gestorven zijn weer ontmoeten, zoals Mozes en Elia. Toen Petrus dat meemaakte, wilde hij niet meer terug naar het aardse leven. Het was er zo fijn dat hij daar tenten wilden opslaan om er te blijven. Ze hoorden ook een stem uit een wolk.

 

Deze details uit het verhaal komen heel sterk overeen met wat mensen gezien en ervaren hebben, die klinisch dood geweest zijn. A.s. In mijn leven heb ik drie mensen gekend die zo’n ervaring gehad hebben. Ik heb het boek gelezen van dr. Raymond Moody, getiteld: “Leven na dit leven”.

 

Ik wil een paar ervaringen voorlezen waarin de genoemde details uit het evangelie terugkomen.

Over Jezus die verschijnt als een verblindend licht, vertelt dr. Moody: “het meest ongelooflijke element in de 150 verslagen die ik bestudeerd heb en zeker het element dat op een ieder het meest indruk heeft gemaakt, is de ontmoeting met een bijzonder helder licht. Kenmerkend is, dat dit licht een bovenaardse schittering krijgt. Doch, hoewel de schittering van dit licht onbeschrijfelijk is, doet het op geen enkele manier pijn aan de ogen of verblindt het, of verhindert het om andere dingen om hen heen te zien. Misschien omdat de overledenen geen fysieke ogen meer hebben die verblind kunnen raken. Ondanks de ongewone openbaring van dit licht, twijfelt geen van mijn informanten er aan dat het een wezen is, een wezen van licht. En niet alleen dat, het is bovendien een wezen met een duidelijk omlijnde persoonlijkheid. De liefde en warmte die dit wezen uitstraalt zijn niet onder woorden te brengen en de stervende mens wordt er geheel door omringd en vervuld; hij voelt zich in tegenwoordigheid van dit wezen volkomen op zijn gemak en erkend. Ook voelt hij een onweerstaanbare magnetische aantrekkingskracht tot dit licht. Hij wordt er onontkoombaar naar toe getrokken.

Terwijl bovenstaande beschrijving van het wezen van licht volslagen onveranderlijk is, blijkt de identificatie van het wezen van geval tot geval te verschillen; hetgeen grotendeels in verband schijnt te staan met de godsdienstige achtergrond, opleiding of overtuiging van de betrokken persoon. Zo identificeren de meeste mensen die naar geloof of opvoeding christenen zijn het licht als Jezus en ze trekken soms vergelijkingen met de Bijbel ter ondersteuning van hun interpretatie.

 

Kort na verschijning neemt het wezen contact op met de stervende. Dit contact heeft het karakter van een rechtstreekse gedachtenoverdracht. Want ook hier weer beweren mijn zegslieden dat het wezen geen stem- of ander geluid voortbrengt en dat ze het wezen ook geen hoorbaar antwoord gaven. Veeleer vindt er een rechtstreekse onbelemmerde overdracht van gedachten plaats. Hoewel deze onbelemmerde gedachtenuitwisseling zelfs niet in de moedertaal van de betrokkene plaatsvindt, verstaat en begrijpt hij toch alles goed en onmiddellijk. Doch hij kan de gedachtenuitwisselingen die tijdens zijn doodservaring plaats hebben gehad niet vertalen in de menselijke taal die hij nu, na weer tot het leven te zijn teruggekeerd, moet spreken”. Aldus dr. Moody.

Iemand vertelt: “Ik hoorde de artsen zeggen dat ik dood was en toen kreeg ik een gevoel alsof ik door een duisternis, een soort omsloten ruimte, tuimelde — of liever zweefde. Ik kan dit eigenlijk niet onder woorden brengen. Alles was in en in duister, op dat licht na, dat ik, heel in de verte, kon zien. Het was een schitterend licht, maar aanvankelijk niet groot. Het werd groter naarmate ik er dichterbij kwam.

Ik probeerde bij dat licht aan het eind te komen, omdat ik voelde dat het Jezus was, en ik trachtte dat punt te bereiken. Het was geen angstwekkende ervaring, eerder min of meer plezierig. Want omdat ik een christen ben, bracht ik dat licht onmiddellijk in verband met Jezus, die immers eens gezegd heeft: ,,Ik ben het licht der wereld.” Ik zei bij mezelf: ,,Als dit het is, als ik nu ga sterven, dan weet ik wie er aan het einde, daar in dat licht, op me wacht.”

 

Over de ontmoeting met andere overledenen schrijft dr. Moody:”Verschillende mensen hebben me verteld dat ze op een bepaald moment andere geestelijke wezens in hun omgeving gewaar werden, wezens die kennelijk aanwezig waren om hen de overgang naar de dood gemakkelijker te maken, of, in twee gevallen, om aan hen te vertellen dat het hun tijd nog niet was om te sterven en dat ze in hun stoffelijk lichaam moesten terugkeren. Iemand herkende haar grootmoeder en een schoolvriendin en vele andere familieleden en vrienden. Ze zegt: “Het scheen alsof ik voornamelijk hun gezichten zag en hun aanwezigheid voelde. Ze leken allemaal verheugd te zijn. Het was een blij weerzien en ik voelde dat ze gekomen waren om me te beschermen of te begeleiden. Het was haast alsof ik thuiskwam en zij daar waren om me te begroeten of te verwelkomen. En al die tijd had ik een gevoel alsof alles om me heen licht en mooi was. Het was een wonderschoon en mooi ogenblik.”
Een man herinnert zich: Enkele weken voor ik bijna stierf was er een goede vriend van mij, Bob, overleden. Op het moment dat ik buiten mijn lichaam kwam had ik het gevoel dat Bob daar stond, vlak naast me. Ik zag hem in mijn geest voor me en ik voelde zijn aanwezigheid, maar het vreemde was dat ik hem niet in zijn stoffelijke lichaamsvorm zag. Toch zag ik hem duidelijk, zijn uiterlijk, alles. Begrijpt u me? Hij was er, maar hij had geen stoffelijk lichaam. Hij had een soort doorzichtig lichaam en ik was me bewust van elk deel ervan – armen, benen enzovoort, maar ik zag het niet stoffelijk. En op dat ogenblik kwam me dat helemaal niet vreemd voor, omdat ik hem helemaal niet hoefde te zien met mijn ogen. Ik had trouwens geen ogen”.

 

En dan kom ik aan de vierde overeenkomst tussen de klinisch-dood-ervaringen en de gedaanteverandering: de apostelen wilden niet meer weg van die plaats.

Ook de klinisch-doden wilden over het algemeen niet meer terug in hun lichaam: een vrouw merkte na haar ervaring op: “Ik ervoer de meest heerlijke gevoelens. Ik voelde alleen nog maar vredigheid, welbehagen, ontspannenheid, rust. Ik voelde dat al mijn zorgen voorbij waren.”  Ze vertelt dat ze uit haar lichaam gleed en naar boven zweefde. En van daarboven zag ze haar eigen lichaam op de operatietafel liggen

Ze sloeg de pogingen van het medisch personeel gade om haar weer tot leven te wekken. Ze hoorde een zuster zeggen: “O, mijn God, ze is dood”. Toen zag ik ze een apparaat naar binnen rijden, waarmee ze me schokken gaven. Ik zag mijn lichaam opveren van het bed. En terwijl ik ze beneden op mijn borst zag slaan en over mijn armen en benen zag wrijven, dacht ik: “Waarom doen jullie zoveel moeite? Het gaat me nu juist zo goed? “

 

Wat ik met al deze ervaringen duidelijk wil maken, dat is dat we niet bang hoeven te zijn voor de dood. De drie mensen die ik persoonlijk gekend heb met zo’n ervaring hadden geen van drieën meer angst voor de dood. Het was mijn eigen oma, het was een man die niet kerkelijk was, maar door die ervaring wel weer terugkeerde tot de kerk en de 3e is een jongen uit mijn vorige parochie, die als kind zo’n ervaring heeft gehad. Alle drie wisten na hun ervaring zeker dat er een mooi leven komt na de dood.

Op de berg Tabor gunde Jezus zijn apostelen al een blik over de grens van de dood heen. Daardoor zouden ze later makkelijker in zijn verrijzenis kunnen geloven. Maar zover was het nog niet. Ze moesten eerst met Jezus door het lijden heen. Pas na de passie komt pasen. Maar ons geloof is de Taborberg waaruit we de kracht kunnen putten het lijden te doorstaan.

Pastoor Winfried Kuipers