.

1e zondag advent 2014

Lezingen: Jesaja 63,16b-17.19b;64,3b-8 en Marcus 13, 33-37

 

PREEK 1e ZONDAG ADVENT 2014 Bergschenhoek en Berkel

 

Bij ons thuis op de pastorie, waar we met 4 priesters wonen, hebben we een probleem. We zijn alle vier heel verschillend. De oudste is 84, werkt niet meer, zit de hele dag op zijn kamer en wil daarom de hele dag de verwarming op de hoogste stand aanhebben. Een ander leeft heel milieubewust en vindt het zonde als in het hele huis de verwarmingen aanstaan terwijl de meeste kamers niet gebruikt worden. Een derde staat vroeg op en wil dus al heel vroeg ’s morgens de verwarming aanhebben. De vierde staat laat op en krijgt koppijn en een droge keel als de verwarming op de slaapkamer zo vroeg aanslaat. Hij kan natuurlijk de verwarmingsradiatoren ’s avonds uitdraaien, maar dat betekent dat het bij het opstaan ’s ochtends steenkoud is op zijn kamer. Er is één ketel met één centrale thermostaat en we kunnen het dus niet naar ieders wensen regelen.

 

Eén ding is echter noodzakelijk om de verwarming überhaupt te kúnnen regelen: in de ketel moet de waakvlam blijven branden. Dag en nacht. Als de waakvlam uitgaat, dan wordt het water in de ketel niet meer verwamd en krijgt niemand meer warmte in huis.

 

Zo is het ook in deze wereld: om in deze wereld liefde, vrede, rechtvaardigheid en menselijke warmte te behouden, is het nodig dat de vlam van het christelijk geloof blijft branden. Al leven er veel verschillende mensen in de wereld, niet-gelovigen en moslims, boeddhisten en communisten, ik zou toch de boodschap van Jezus de goddelijke vlam willen noemen, die warmte in deze wereld moet brengen. Jezus verkondigde als eerste en enige van de grote godsdienststichters de liefde voor de vijand en de vergevingsgezindheid. De Joden kennen ook het gebod van de naastenliefde, maar dat gold alleen voor gelovige volksgenoten. Het boeddhisme kent als symbool de uitgedoofde vlam. Dat staat voor het uitdoven van je lusten en passies. Dat is al heel wat, want dat betekent in ieder geval ook het uitdoven van haat, machtslust en egoïsme. Maar Jezus gaat toch echt nog een stap verder als Hij zegt: bemint je vijanden en bidt voor wie je vervolgen en vergeef de ander 70 x 7 maal en breng pas offers naar de tempel als je je met je broeder verzoend hebt.

 

De eerste vlam brandt op de adventskrans. Een waakvlam. In het evangelie van vandaag staat wel vier keer: weest waakzaam. Elk moment kan God een beroep op ons doen om de verwarming in de wereld aan te zetten. Elk moment kan een medemens een beroep doen op ons medeleven, begrip, aandacht, naastenliefde, gastvrijheid of behulpzaamheid. De kerk is in crisis. In het westen zijn er steeds minder gelovigen. Maar we mogen de waakvlam niet uit laten gaan. Wij, die nog wel geloven, moeten waakzaam zijn en het geloof levend houden als de waakvlam.

 

In de bijbel wordt 374 keer over vuur gesproken. Meestal wordt het gebruikt in de context van vernietiging van het kwaad of de kwaden. Of in de context van reiniging. Of dat een beproeving van de gelovige nodig is zoals goud in vuur gelouterd wordt.

 

Maar ook spreekt de bijbel een paar keer over vurig geloof:

Jezus heeft eens gezegd: “Vuur ben ik op aarde komen brengen en hoe verlang ik er naar dat het reeds brandt” (Lk.12,49).

In het Pinksterverhaal lezen we dat er vurige vlammen op de hoofden van de leerlingen verschenen.

Paulus schrijft in zijn tweede brief aan Timotheus: [1,6] Daarom bind ik u op het hart om het vuur aan te wakkeren van Gods genadegave, die in u is, door de oplegging van mijn handen.

 

Weest waakzaam. Jezus kan onverwacht in ons leven komen. Wij zijn zijn dienaren. Dag en nacht. Hij zegt: “Als ik onverwacht kom, laat ik u dan niet slapend vinden”. Uiteraard moeten we ’s nachts wel onze rust nemen. Jezus bedoelt het niet letterlijk, maar figuurlijk. Hij bedoelt: “weest nooit ongeïnteresseerd in het geloof.” Veel mensen die niet meer naar de kerk gaan, niet meer bidden en geen bijbel lezen, zeggen: “Ik doe toch niemand kwaad?”. Dat is al heel wat, maar het is niet genoeg. God vraagt meer. Hij vraagt ons er van bewust te zijn dat we zijn dienaren zijn. Actief, oplettend.

 

In de eerste lezing zegt Jesaja: “God komt bij mensen die gerechtigheid beoefenen, die bij al wat ze doen aan God denken”. Die laatste woorden vielen mij dit keer op bij de preekvoorbereiding: bij al wat we doen moeten we aan God denken!!! Bij ons dagelijks werk, bij onze ontspanning, bij onze keuzes, bij onze ontmoetingen.

Natuurlijk kunnen we niet voortdurend bewust aan God denken. In het verkeer moet je op de weg letten. Maar het gaat meer om een levenshouding. Zoals een jongen of meisje die net verliefd is geraakt. Die zal toch steeds bewust of onbewust aan zijn vriendin of vriend denken, op school, op het werk, ook al zijn ze niet bij elkaar.

Dus altijd aan God denken, altijd het waakvlammetje aanhouden, ook al hoeft de verwarming niet altijd op volle toeren te werken.

 

Wie zijn geloof niet steeds voedt met nieuwe brandstof, die laat het vuur uitdoven. Dan gaat vroeg of laat ook het waakvlammetje uit. Daarom is het belangrijk op een of andere manier deel te nemen aan het kerkelijk leven.

 

Weest waakzaam. Houdt de waakvlam brandend. Dan kan het vuur van het geloof in deze tijd weer oplaaien en weer licht en warmte brengen is deze soms zo koude, kille en duistere wereld.