.

Christus Koning: een redder nodig?

INLEIDING:

Er is een kinderliedje waarvan men mij eens heeft verteld dat het een religieuze betekenis heeft:
Witte zwanen, zwarte zwanen, wie gaat er mee naar Engeland varen. Engeland is gesloten, de sleutel is gebroken. Is er geen ene timmerman die de sleutel maken kan? Laat doorgaan, laat doorgaan, de achterste moet voorgaan.
Witte en zwarte zwanen duidt op alle mensen van alle rassen, blank en zwart. Engeland is het land van de engelen, het hemels paradijs. Het paradijs is gesloten en de sleutel gebroken door de zondeval. Is er geen ene timmerman die de sleutel maken kan? Ja, Jezus, De achterste moet voorgaan. Jezus was de achterste, minste, een slaaf, een gekruisigde. Hij ging ons voor naar het paradijs.
Hij heeft de sleutel tot het paradijs gemaakt en aan ons gegeven.

INLEIDNG OP DE LEZINGEN

Het joodse volk bestond uit 12 stammen. Om daar een beetje eenheid in te brengen wilden ze één sterke koning over alle stammen. De stam Juda had David al tot koning verheven. David zetelde in het zuiden, in Hebron. De noordelijke stammen van Israël gaan daar naar toe om David te vragen over alle stammen koning te worden.

PREEK

Burgers van Gods koninkrijk,
Op tv zien we wel eens spectaculaire reddingen: mensen die na een scheepsramp uit zee worden opgevist, mensen die na aardbevingen na 30 dagen onder het puin vandaan gehaald worden of na een paar maanden uit een kolenmijn, etcetera. Er zijn tegenwoordig traumateams die met een helikopter overgevlogen worden, anti-terreurcommando’s die gijzelaars bevrijden, reddingsbrigades aan het strand met supersnelle boten etcetera. Gelukkig zijn dat allemaal dingen waar we niet dagelijks mee te maken krijgen. Met een beetje geluk komen we zonder rampen of ernstige ongelukken door het leven.

Voor de meesten van ons geldt toch wel dat we lekker in ons vel zitten, veilig wonen, niet van de honger omkomen, niet onderdrukt worden; we hebben wat goede vrienden, we hebben een vast inkomen, de pensioenen zijn weer voor een jaar veiliggesteld, we kennen onze omgeving, we hebben een goed verstand, we hebben een goede opleiding gehad en we spreken verschillende talen. We redden ons wel.
“Ik red me wel”, hoor je dan ook vaak zeggen. “Ik red me wel”. Als we eens bij die woorden stil staan, dan beseffen we opeens hoe bevoorrecht we zijn. We kunnen voor onszelf zorgen. We hebben geen ander nodig om in leven te blijven. We zijn van niemand afhankelijk. We redden ons wel. Zo op het eerste gezicht tenminste.

We zitten niet in nood. We hoeven niet gered te worden. In de tweede wereldoorlog was dat anders. Toen waren we in nood. En tijdens de watersnoodramp van 1953. Maar dat is allemaal alweer lang geleden. Inwoners in Nederland kennen geen grootschalige levensbedreigende leefomstandigheden. Niemand zit op een redder te wachten. Zo lijkt het tenminste.

Maar waarom plegen er zoveel mensen zelfmoord in onze samenleving? Waarom moet er bij een Haagse middelbare school politiebewaking zijn als de school uitgaat? Waarom lopen in de grote steden de helft van de jongeren met een mes op zak? Is er misschien toch iets mis in onze samenleving? Is er dan misschien toch een redder nodig? Een sterke koning?
De grootste oorzaak van het ziekteverzuim op het werk is stress en spanningen. Onder jongeren komt dat ook steeds meer voor. Jongeren met anorexia. In de psychiatrie zijn er lange wachtlijsten. Hoe komt dat?
Zou het niet komen doordat onze maatschappij steeds individualistischer en zakelijker wordt? Winkels moeten op zondag open want kopen moet altijd kunnen. Maar ondertussen worden mensen uit elkaar gedreven. Ouders zien hun kinderen steeds minder. Stadsbewoners kennen hun buren niet meer. Niemand heeft nog tijd voor een ander. Relaties worden steeds korter en vrijer. Daarmee verdwijnt de naastenliefde uit onze samenleving.

En dat is nu juist waar ieder mens zo’n behoefte aan heeft: bemind te worden, gezien, gerespecteerd en gewaardeerd. Ieder mens wil graag iets betekenen voor de ander. Bemind worden is geestelijk onderdak zijn. Bij iemand terecht kunnen, aan iemand je verhaal kwijt kunnen, je emoties, je vreugde en verdriet. Als je bemind wordt, dan weet je dat je de moeite waard bent. Dan weet je dat je niet voor niets leeft. Dan heeft het leven zin. Wat een geluk als er mensen zijn die van je houden: een man of vrouw, een vader of moeder, een vriend of vriendin, een kind. Wat een ramp als die mensen er niet zijn: als niemand jou nodig heeft, als niemand jou belangrijk vindt, als iedereen jou kan missen. Moeder Teresa heeft het zo vaak gezegd: “De ergste ziekte van onze westerse samenleving is dat er zoveel mensen ongewenst zijn. Niet bemind worden, dat is het ergste wat je kan overkomen”.

En daarom heeft deze maatschappij een redder nodig. Die redder is Jezus.
Jezus geeft ons de sleutel van het paradijs. Hij getuigde in zijn leven van Gods liefde voor iedere mens. Hij zocht eenzamen op, uitgestotenen, geminachten, hopelozen, publieke zondaars, besmettelijke zieken, vreemdelingen, demente bejaarden, gehandicapten.
Als de kerk, dus wij, want wij zijn de kerk, het in de toekomst voor deze mensen op durven te nemen, dan kan de kerk weer wat betekenen in deze maatschappij.
De zusters van Moeder Teresa zijn een mooi voorbeeld: ze leven heel heilig en vroom, maar ze ontvangen wel dagelijks de uitgestotenen, de zwervers, de buitenlanders, de verslaafden, prostituées.

Er is Iemand die ons altijd bemint. Hij redt ons van een zinloos leven. Hij redt ons uit een liefdeloze, harde, zakelijke, individualistische, onmenselijke maatschappij. Jezus is die sterke koning. Geen koning die met militair ingrijpen redding brengt. Dat zien we aan het gebeuren aan het kruis. De soldaten spotten: “Als Gij de koning der Joden zijt, red dan Uzelf.” De ene misdadiger naast Hem zegt: ”Zijt Gij niet de Redder? Red dan uzelf en ons”.
Maar Jezus redt niet van aardse ondergang en dood. Maar als de andere misdadiger vraagt: “Jezus, denk aan mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk gekomen bent”, dan antwoordt Jezus: “Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs”.

De sleutel tot het paradijs is het kruis. De bereidheid af te zien van wereldse dingen zoals bezit en macht. De bereidheid het lijden van medemensen te delen. De bereidheid je op te offeren voor anderen. Zo redt God ons uit een zinloos bestaan.

Tegen jonge mensen die het leven moe zijn, die de zin van het leven niet meer zien, die zich minderwaardig voelen of geen zelfrespect hebben, zeg ik altijd: ga wat doen voor anderen. Ga helpen bij bejaarden. Ga werken in een ontwikkelingsland. Als het leven voor jezelf geen waarde meer heeft, offer het dan op voor anderen. Door dienstbaarheid zul je weer gewaardeerd en bemind gaan worden. En je zult God vinden. Je zult opnieuw vreugde vinden in het leven. Vergeet jezelf, neem het kruis van anderen over en je zult je eigen kruis kwijtraken. Het kruis van de zelfopoffering is de sleutel tot het paradijs.